Van onze advocaat contractenrecht. Op 22 maart 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de schending van de zorgplicht in een beleggingsadviesrelatie.

Een bijzondere zorgplicht bij beleggingsadviesrelaties

Tussen eisers en de Bank bestond een beleggingsadviesrelatie. Deze relatie kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek (BW). Uit het bepaalde in artikel 7:401 BW vloeit voort dat de opdrachtnemer (de Bank) bij haar werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht dient te nemen.

Volgens vaste jurisprudentie (HR 14 augustus 2015, HR:2015:2191) rust op de Bank als professionele en deskundige dienstverlener een bijzondere zorgplicht bij beleggingsadviesrelaties met particuliere beleggers. Die zorgplicht strekt mede ter bescherming van de cliënt tegen gevaar van een gebrek aan kunde en inzicht of van eigen lichtvaardigheid. De omvang van deze bijzondere zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

In een beleggingsadviesrelatie dienen de beleggers zelf te beoordelen en te beslissen of zij de adviezen van de adviseur (de Bank) al dan niet willen opvolgen en zijn de beleggers in beginsel zelf verantwoordelijk voor de door hen genomen beleggingsbeslissingen en de daaraan verbonden risico’s. Daar staat tegenover dat een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur (de Bank) ervoor dient te zorgen dat de door hem verstrekte adviezen duidelijk zijn en aansluiten op de wensen van zijn cliënten en zich daarom op de hoogte dient te stellen van de achtergrond en omstandigheden van de cliënten, waaronder hun beleggingsdoelstellingen, risicobereidheid en vermogen om risico’s te dragen.

De rechtbank zal eerst beoordelen of, zoals eisers stellen en de Bank betwist, de Bank is tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht om eisers uitdrukkelijk te waarschuwen voor de eigenschappen en de specifieke risico’s die aan de obligaties zijn verbonden.

Niet in geschil is dat de Bank aan eisers een defensief beleggingsprofiel heeft geadviseerd. Dit paste bij de wens van eisers om met hun belegbare vermogen van € 1.200.00,-, een inkomen van minimaal € 48.000,- per jaar middels vastrentende waarden te generen, waarbij hun kapitaal zoveel mogelijk in stand zou blijven en waarbij hun beleggingshorizon niet gedefinieerd zou zijn. De Bank heeft vervolgens in lijn met deze uitgangspunten en het defensieve beleggingsprofiel, aan eisers geadviseerd om € 1.175.000,- te investeren in obligaties en om € 25.000,- op een spaarrekening te zetten.

Perpetuele obligaties

De rechtbank stelt vast dat deze aanvankelijk door de Bank voorgestelde beleggingsportefeuille twee perpetuele obligaties bevatte. Perpetuele obligaties zijn aan te merken als complexe obligaties. Complexe obligaties bieden in het algemeen het vooruitzicht op een hoger rendement dan traditionele obligaties, maar daar staat tegenover dat aan complexe obligaties ook hogere risico’s zijn verbonden dan aan traditionele obligaties. Aan perpetuele obligaties is het risico verbonden dat de onzekerheid over het moment van aflossing tot extra koersverlies leidt. Daarnaast brengt het eeuwigdurend karakter van perpetuele obligaties mee dat de looptijd langer kan uitvallen dan bij traditionele obligaties, waardoor een groter debiteurenrisico wordt gelopen. Verder kan de uitgevende instelling besluiten geen couponrente uit te keren. In de regel wordt alleen couponrente uitbetaald als dividend kan worden uitgekeerd. Couponrente die niet wordt uitbetaald, is niet meer verschuldigd. Renteverplichtingen hebben dus een niet-cumulatief karakter.

Niet in geschil is dat de door de Bank geadviseerde hoger renderende perpetuele obligaties pasten binnen een defensief beleggingsprofiel. Toen de Bank haar advies in 2003 uitbracht, werden beleggingen in perpetuele achtergestelde obligaties van banken, zoals de hiervoor genoemde twee perpetuele obligaties, als solide en risicomijdende beleggingen beschouwd.

Gesteld noch gebleken is dat voor de Bank destijds was te voorzien of te verwachten dat deze visie ingrijpend moest worden bijgesteld. Het advies van de Bank om in deze twee bancaire perpetuele obligaties te beleggen kon destijds dan ook door haar, als redelijk bekwaam en redelijk handelend beleggingsadviseur, als passend binnen een defensief beleggingsprofiel worden gegeven.

De rechtbank stelt vast dat de op advies van de Bank door eisers aangekochte obligaties eveneens achtergestelde bancaire perpetuele obligaties zijn. Ook ten aanzien van deze obligaties geldt dan ook dat deze destijds (in elk geval tot 2008) als solide en risicomijdende beleggingen konden worden en werden gezien en dat een belegging hierin daarom paste binnen een defensief beleggingsprofiel. Het advies om in deze obligaties te beleggen kon destijds dan ook door een redelijk bekwaam en redelijk handelend beleggingsadviseur worden gegeven.

Dit betekent dat op de Bank geen bijzondere zorgplicht rustte om eisers uitdrukkelijk te waarschuwen voor de eigenschappen en de specifieke risico’s die aan deze perpetuele obligaties zijn verbonden, of eisers uitdrukkelijk had moeten adviseren niet in deze obligaties te beleggen.

Heeft u vragen over de overeenkomst van opdracht, over de zorgplicht bij beleggingen of over de zorgplicht van banken, belt u dan gerust onze advocaat contractenrecht ondernemingsrecht op 020-3980150.