Van onze advocaat bestuurdersaansprakelijkheid. Op 26 april 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over bestuurdersaansprakelijkheid en liquiditeitskrapte van de onderneming bij het sluiten van de overeenkomst.

De rechtbank constateert dat de vordering van de advocaat van Z op twee pijlers berust.

De eerste is dat gedaagde, als middellijk bestuurder van E, heeft getracht Z aan boord van het zinkende schip E te lokken door een overeenkomst aan te gaan van welke hij wist dat E deze niet zou kunnen nakomen, alsmede dat E voor de schade van de wanprestatie geen verhaal zou bieden.

De tweede pijler is dat gedaagde heeft bewerkstelligd of toegelaten dat E haar verplichtingen jegens Z niet nakwam.

Ten aanzien van de eerste grond oordeelt de rechtbank als volgt. Het is zonneklaar dat E uiteindelijk wanprestatie jegens Z heeft gepleegd. Immers E heeft niet geleverd wat zij op grond van de overeenkomst diende te leveren. Anderzijds is het zo dat de overeenkomst door geen van beide partijen verder is uitgevoerd, daar Z de overeenkomst heeft ontbonden.

Maar ook indien van wanprestatie van de vennootschap wordt uitgegaan, betekent dat nog niet zonder meer aansprakelijkheid van de bestuurder. De norm waaraan het handelen van gedaagde dient te worden getoetst, is de zogeheten Beklamelnorm (Hoge Raad, 6 oktober 1989, NJ 19902, 86). Wist gedaagde bij het aangaan van de overeenkomst of behoorde hij toen te begrijpen dat E die overeenkomst niet zou kunnen nakomen en voor de schade van die wanprestatie geen verhaal zou bieden ?

Daarnaast is voor de aansprakelijkheid van gedaagde vereist dat hij ten tijde van het aangaan van de contractuele verplichtingen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat Z als gevolg van het niet nakomen schade zou lijden (Hoge Raad, 5 september 2014, JOR 2014, 325).

Het is duidelijk dat partijen langdurig over het project hebben onderhandeld. Niet is gebleken dat gedaagde in deze fase had moeten weten of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat E haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen.

Gedaagde heeft erkend dat eind mei 2015 de liquiditeit van E niet op peil was, maar dat is onvoldoende om bestuurdersaansprakelijkheid aan te nemen.

Een liquiditeitskrapte zegt op zich niets over de levensvatbaarheid en mogelijkheden van een onderneming. Het is niet van bestuurders te vergen dat zij de ondernemingsactiviteiten in geval van een liquiditeitskrapte onmiddellijk stoppen, nog los van de zeer ongewenste effecten daarvan.

Indien de financiële toestand of vooruitzichten zodanig slecht zijn dat voortgaan redelijkerwijs niet meer mogelijk is, dienen zij pas op de plaats te maken. Van een dergelijke situatie was, mede gelet op hetgeen gedaagde heeft gesteld, hier geen sprake.

Voor de tweede grondslag, het bewerkstelligen of toelaten dat E haar verplichtingen jegens Z niet nakwam is het noodzakelijk dat gedaagde een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Z heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat gedaagde actief heeft bewerkstelligd dat E haar verplichtingen jegens Z niet nakwam. Van enige obstructie door gedaagde of handelen van gedaagde dat nakoming door E belette, is niets gebleken.

Ook voor het toelaten dat E haar verplichtingen niet nakomt, is het nodig dat er handelen of nalaten van gedaagde wordt gesteld dat, mits vaststaand, leidt tot de conclusie dat gedaagde dat niet-nakomen ernstig verwijtbaar heeft toegelaten. Door Z zijn geen feiten gesteld die zulk handelen of nalaten door gedaagde opleveren.

De wanprestatie door E is ongetwijfeld schadelijk geweest voor Z, maar dat maakt niet dat gedaagde persoonlijk voor die schade aansprakelijk is.

Heeft u vragen over de bestuurdersaansprakelijkheid in het ondernemingsrecht, over het onbetaald blijven van crediteuren, of, meer in het algemeen, over wanprestatie in het contractenrecht, belt u dan gerust onze advocaat bestuurdersaansprakelijkheid op 020-3980150.