Van onze advocaat contractenrecht. De Rechtbank Rotterdam heeft op 19 mei 2017 uitspraak gedaan de het toe te passen recht bij een internationale handelskoop.

Deze zaak betreft een internationaal geval, aangezien P in Noorwegen is gevestigd, H in Nederland woont en C in Nederland is gevestigd. Daarom dient de rechtbank eerst haar bevoegdheid (rechtsmacht) en het toepasselijk recht te bepalen.

Partijen hebben eenstemmig verklaard dat de rechtsverhoudingen tussen partijen worden beheerst door Nederlands recht en dat op de overeenkomst de United Nations Convention on contracts for the International sale of goods (CISG) van toepassing is. Dit verdrag wordt ook het Weens koopverdrag (WK) genoemd.

De rechtbank overweegt als volgt. Omdat beide partijen zijn gevestigd in een verdragsstaat en de overeenkomsten roerende zaken als onderwerp hebben is het Weens koopverdrag van toepassing (artikel 1 lid 1 WK). Gesteld noch gebleken is dat partijen de toepasselijkheid van het Weens koopverdrag contractueel hebben uitgesloten (artikel 6 WK).

Het Weens Koopverdrag regelt uitsluitend de totstandkoming van koopovereenkomsten en de rechten en verplichtingen van verkoper en koper voortvloeiend uit een zodanige overeenkomst (artikel 4 WK).

Bij de uitleg van het verdrag dient rekening te worden gehouden met het internationale karakter ervan en met de noodzaak eenvormigheid in de toepassing ervan en naleving van de goede trouw in de internationale handel te bevorderen.

Vragen betreffende de door het verdrag geregelde onderwerpen, die hierin niet uitdrukkelijk zijn beslist dienen te worden beantwoord aan de hand van de algemene beginselen waarop het verdrag berust, of bij ontstentenis van zodanige beginselen, in overeenstemming met het krachtens de regels van internationaal privaatrecht toepasselijke recht (artikel 7 WK).

In een internationale zaak betreffende verbintenissen uit een overeenkomst in een burgerlijke of handelszaak dient de Nederlandse rechter het toepasselijk recht in beginsel te bepalen aan de hand van de Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 Juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I Vo).

Uit artikel 10 Rome I Vo volgt dat het bestaan en de materiële geldigheid van een overeenkomst moet worden beoordeeld naar het recht dat van toepassing zou zijn indien de betreffende overeenkomst geldig zou zijn.

Op de comparitie hebben partijen eenstemmig verklaard dat Nederlands recht op hun rechtsverhoudingen van toepassing is, derhalve ook op de vraag of de betreffende overeenkomst geldig tot stand is gekomen. De rechtbank vat dit op als een rechtskeuze voor Nederlands recht in de zin van artikel 3 Rome I Vo.

Nederlands recht is derhalve aanvullend van toepassing op de niet door de het Weens Koopverdrag geregelde onderwerpen.

Heeft u vragen over het internationale contractenrecht, over internationale handelskoop of over de rechtsmacht en het toe te passen recht bij internationale koopovereenkomsten, belt u dan gerust onze advocaat contractenrecht op 020-3980150.