Van onze advocaat verdeling erfenis. De Rechtbank Midden-Nederland heeft op 15 juni 2017 uitspraak gedaan over de mogelijkheid, om na zuivere aanvaarding van een erfenis, alsnog beneficiair te kunnen aanvaarden indien blijkt van het bestaan van een schuld die de erfgenaam onbekend was gebleven.

Erflater was ten tijde van zijn overlijden gehuwd met verzoekster. Uit dit huwelijk zijn zeven kinderen geboren. Uit de verklaring uit het Centraal Testamenten Register blijkt dat erflater niet bij testament over zijn nalatenschap heeft beschikt. Hierdoor is de wettelijke verdeling van toepassing. Alle erfgenamen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.

Alsnog beneficiair mogen aanvaarden? Artikel 4:194a BW

Het verzoek van verzoekster is gebaseerd op artikel 4:194a lid 1 en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van het eerste lid van deze wetsbepaling wordt een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een schuld van de nalatenschap, die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, indien hij binnen drie maanden na die ontdekking het verzoek daartoe doet, door de kantonrechter gemachtigd om de nalatenschap alsnog beneficiair aanvaarden.

Voorts kan op grond van het tweede lid van deze wetsbepaling een erfgenaam die na vereffening of verdeling van de nalatenschap bekend wordt met een schuld, die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, indien hij binnen de in het eerste lid genoemde termijn het verzoek daartoe doet, door de kantonrechter worden ontheven van zijn verplichting de schuld uit zijn vermogen te voldoen voor zover deze niet uit hetgeen hij krachtens erfrecht uit de nalatenschap heeft verkregen, kan worden voldaan.

Nu erflater niet bij uiterste wilsbeschikking over zijn nalatenschap heeft beschikt, is het erfrecht bij versterf van toepassing. Vaststaat dat alle erfgenamen zuiver hebben aanvaard, waardoor er geen vereffening heeft plaatsgevonden. Daarnaast was verzoekster ten tijde van het overlijden van erflater met hem gehuwd. Hierdoor is de wettelijke verdeling van toepassing. Op grond van de wettelijke verdeling heeft verzoekster van rechtswege alle goederen van de nalatenschap verkregen. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval sprake van een situatie dat de schuld na verdeling van de nalatenschap wordt ontdekt. Derhalve zal de kantonrechter het verzoek toetsen aan het bepaalde in artikel 4:194a lid 2 BW.

De advocaat van verzoekster heeft aangevoerd dat zij de schuld uit hoofde van een nog openstaande PGB-vordering ten gunste van het Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. (het Zorgkantoor) niet kende op het moment dat zij de nalatenschap zuiver aanvaardde. Verzoekster is, naar eigen zeggen, pas bekend geworden met de schuld door de brief van GGN deurwaarders van 25 november 2016.

Daarnaast heeft verzoekster aangevoerd dat zij de schuld ook niet behoorde te kennen op het moment dat zij de nalatenschap zuiver aanvaardde. Daartoe heeft zij gesteld dat het Zorgkantoor en vervolgens GGN deurwaarders (GGN) alle correspondentie aangaande de PGB schuld naar een onjuist adres heeft verzonden. Daarnaast heeft verzoekster verklaard dat zij de financiële administratie niet zelf heeft gedaan omdat zij de Nederlandse taal onmachtig is. Zij heeft dit uitbesteed aan een derde, waardoor zij niet op de hoogte was van de PGB schuld.

Artikel 4:194a BW en de goede trouw

Uit artikel 4:194a BW volgt dat de uitzonderingsclausule van dit artikel alleen bescherming biedt voor schulden die de erfgenaam niet kende en evenmin behoorde te kennen op het moment dat hij de nalatenschap zuiver aanvaardde. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat met de woorden ‘kende en behoren te kennen’ wordt aangesloten bij het begrip goede trouw in het BW (artikel 3:11 BW).

Goede trouw ontbreekt als de erfgenaam van het bestaan van de schuld wist op het moment van aanvaarding van de nalatenschap. Ook als een erfgenaam weliswaar een juiste voorstelling van zaken miste met betrekking tot de aanwezige schulden, maar onder de gegeven omstandigheden beter behoorde te weten of twijfelde of had moeten twijfelen over (de afwezigheid van) een schuld en heeft nagelaten hiernaar nader onderzoek te doen, kan hij als niet te goeder trouw worden aangemerkt.

De kantonrechter stelt voorop dat hij ervan uitgaat dat verzoekster de schuld aan het Zorgkantoor niet kende op het moment dat zij de nalatenschap zuiver aanvaardde. Dit houdt tevens in dat de kantonrechter ervan uitgaat dat verzoekster pas op 25 november 2016 bekend is geworden met de PGB schuld ten gunste van het Zorgkantoor, waardoor zij het verzoek tijdig, te weten binnen drie maanden na ontdekking van de schuld, bij de kantonrechter heeft ingediend.

De kantonrechter is echter wel van oordeel dat zij de schuld behoorde te kennen. Hij overweegt daartoe het volgende.

Uit de parlementaire geschiedenis van voornoemd wetsartikel volgt dat bij invulling van hetgeen een erfgenaam ‘behoorde te kennen’, het erom gaat wat hij redelijkerwijze had kunnen weten. In ieder geval wordt van een erfgenaam verwacht dat hij heeft onderzocht waaruit de nalatenschap bestaat. Op grond van de wet rust op de erfgenaam de verplichting om de nalatenschap af te wikkelen. Onderdeel van de afwikkeling is het betalen van alle schulden. Om deze te kunnen betalen, zal de erfgenaam moeten weten welke schulden er zijn. Daarvoor is ten minste nodig dat hij de administratie van de erflater moet hebben geraadpleegd.

Dat verzoekster de administratie heeft uitbesteed en dat diegene, volgens verzoekster, die administratie op onjuiste wijze heeft gevoerd en vervolgens met de noorderzon is vertrokken, maakt niet dat verzoekster de administratie niet hoefde te raadplegen. Zij en wijlen haar echtgenoot (de erflater) hebben zelf de keuze gemaakt om de administratie uit te besteden aan een derde. De wijze waarop de administratie vervolgens is verzorgd komt dan ook voor rekening en risico van verzoekster.

Daarbij komt dat zij wist dat erflater PGB gelden ontving. Immers, zoals door verzoekster zelf ter zitting verklaard, werd dit gebruikt om de geleverde zorg mee te betalen. Zorg die verzoekster nota bene zelf leverde. Dit maakt dat verzoekster tenminste nader onderzoek had moeten doen naar het PGB.

Wilt u de hele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u vragen over een zuivere of beneficiaire aanvaarding van een erfenis, over de mogelijkheid om alsnog beneficiair een erfenis te kunnen aanvaarden of over de verdeling en afwikkeling van een erfenis, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over het verdelen van een erfenis, bezoek dan onze pagina over het verdelen van een erfenis. Klik dan hier.