Van onze advocaat verdeling erfenis. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 30 april 2019 uitspraak gedaan over de verdeling van een ontbonden huwelijksgemeenschap en de daarin vervatte nalatenschap. Gebruiksvergoeding. Verdeling huuropbrengsten.
Appellanten hebben geïntimeerden opgeroepen voor dit hof verder te procederen na verwijzing door de Hoge Raad.
Verdeling ontbonden huwelijksgemeenschap en daarin vervatte nalatenschap. Gebruiksvergoeding. Verdeling huuropbrengsten.
De rechter oordeelt als volgt.
Gelet op de beslissing van de Hoge Raad zijn appellanten en geïntimeerde, anders dat het hof ‘s-Hertogenbosch in zijn arrest van 26 mei 2015 heeft geoordeeld, samen erfgenamen in de nalatenschap van erflaatster, ieder voor een derde deel.
Dat geïntimeerde deze nalatenschap namens hen heeft verworpen kan daaraan in dit geval niet afdoen.
De rechtbank ‘s-Hertogenbosch heeft immers in haar vonnis van 8 maart 2002 vastgesteld dat appellanten erfgenaam zijn van erflaatster. Dit vonnis is bekrachtigd door het hof ‘s-Hertogenbosch bij arrest van 16 september 2003 en er is geen ander gewoon rechtsmiddel of buitengewoon rechtsmiddel, zoals een vordering tot herroeping, ingesteld.
Het vonnis van de rechtbank van 8 maart 2002 is in kracht van gewijsde gegaan en de beslissing dat appellanten en geïntimeerde samen erfgenaam zijn heeft tussen hen onderling en ook tussen hen en de andere geïntimeerde gezag van gewijsde.
Het hof dient in de behandeling na verwijzing nog te beslissen op de vorderingen van appellanten in hun memorie van grieven. In hun memorie na cassatie en verwijzing hebben zij deze vorderingen anders geformuleerd.
Het hof begrijpt hun vorderingen in hoger beroep na cassatie en verwijzing aldus dat zij naast bekrachtiging van de vonnissen van de rechtbank in de hoofdzaak en in de tussenkomst van 28 december 2011 en 9 januari 2013 betaling vorderen van de bedragen die zijn genoemd. Deze betaling hebben zij ook al, zij het met andere woorden gevorderd in hun memorie van grieven, zodat geen sprake is van een vermeerdering van eis die zij bij exploot aan geïntimeerden hadden moeten kenbaar maken nu dezen niet zijn verschenen in de procedure bij dit hof na cassatie en verwijzing.
Geïntimeerde is in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met geïntimeerde en is daardoor ook deelgenoot in de ontbonden huwelijksgemeenschap van geïntimeerde en erflaatster en de daarin vervatte nalatenschap van erflaatster.
Zij is tussengekomen in de procedure tussen appellanten enerzijds en geïntimeerde anderzijds. Appellanten hebben het hoger beroep en het beroep in cassatie ook jegens haar ingesteld en haar ook opgeroepen om voort te procederen bij dit hof.
Het is rechtens noodzakelijk dat zij als mededeelgenoot betrokken is bij de beslissing op de vorderingen ten aanzien van de gebruiksvergoeding en de verdeling van de huurinkomsten. Het hof zal wat die vorderingen betreft dan ook zo nodig acht slaan op haar verweer daartegen.
Gebruiksvergoeding
Appellanten stellen dat tot de ontbonden huwelijksgemeenschap van hun ouders en de daarin vervatte nalatenschap van erflaatster de woning behoort en dat geïntimeerde daarvan vanaf september 1995 tot en met 2014 alleen het gebruik heeft gehad, zodat hij gehouden is aan de boedel (de ontbonden huwelijksgemeenschap) € 155.800,- te voldoen. Dat leidt tot een aanspraak van appellanten op geïntimeerde, zo stellen zij, van € 25.966,67.
De omvang van de vergoeding voor het gebruik is berekend door Z en als bijlage A bij de memorie van grieven gevoegd. Appellanten berekenen de gebruiksvergoeding per jaar op 4% van de gemiddelde waarde van de woning van € 205.000,-, dat is € 8.200,- per jaar. De totale gebruiksvergoeding over de periode 1995 – 2014 is dan 19 x € 8.200,- of € 155.800,-, waarvan aan appellanten ieder een/zesde toekomt: € 25.966,67.
Geïntimeerde bevestigt dat appellanten respectievelijk in september en maart 1995 uit de woning zijn vertrokken en hij gebruik heeft gemaakt van die woning. Hij stemt in met de berekening van de gebruiksvergoeding en refereert zich overigens aan het oordeel van het hof.
Geïntimeerde betwist dat andere geïntimeerde in de periode vanaf september 1995 tot eind 2000/begin 2001 alleen, althans met uitsluiting van appellanten het gebruik van de woning heeft gehad.
Zij voert aan dat appellant de woning medio 1997 heeft verlaten, dat zij zelf eind 1997 de woning is ‘uitgevlucht’ en dat andere appellant er toen nog woonde en er is blijven wonen tot eind 2000/begin 2001. Zij voert verder aan dat appellant op papier vanwege de studiefinanciering bij een oom woonde, maar dat hij feitelijk op het adres bleef wonen. Zij kan rekenkundig instemmen met de berekening van Z.
Nu geïntimeerde de stelling dat geïntimeerde alleen het gebruik had van de woning ten aanzien van de periode september 1995 tot eind 2000 gemotiveerd betwist en appellanten daarvan geen bewijs aanbieden is dat niet komen vast te staan. Dat geïntimeerde vanaf begin 2001 wel alleen het gebruik had is wel komen vast te staan.
Een deelgenoot die een gemeenschappelijk goed met uitsluiting van de andere deelgenoten gebruikt moet de andere deelgenoten (o.a. appellanten) die verstoken blijven van het gebruik en genot waarop zij uit hoofde van de mede-eigendom recht hebben, schadeloos stellen, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding.
Daarbij dienen de redelijkheid en de billijkheid die de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten beheersen tot maatstaf (artikel 3:166 lid 3 BW, Parl. Gesch.Boek 3, p. 587).
Geïntimeerde is aldus gehouden appellanten schadeloos te stellen voor het gebruik en genot waarvan zij in de periode 2001 – 2014 verstoken zijn gebleven.
Het hof berekent de gebruiksvergoeding over die periode overeenkomstig de berekening van [z] op 14 x € 8.200,- = € 114.800,-.
Het hof zal bepalen dat geïntimeerde aan ieder van hen daarvan een/zesde of € 19.133,34 moet betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2008 over de vergoeding zoals die op die datum al bestond en verder over de vergoeding die jaarlijks in de jaren 2009 tot en met 2014 is ontstaan te vermeerderen met de wettelijke rente over die jaarlijkse vergoeding vanaf de eerste januari van het jaar volgende op dat waarin de vergoeding is ontstaan.
Geïntimeerde kon immers niet eerder in verzuim zijn met de vergoedingen over de jaren 2009 tot en met 2014 dan de daarvoor door het hof aldus bepaalde datum.
Verdeling huurpenningen
Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort de huuropbrengst van het registergoed in de periode 21 mei 1985 (datum ontbinding huwelijksgemeenschap) tot 8 juli 2009 (verkoop en levering van dit registergoed aan een derde).
Deze huuropbrengst bedraagt € 203.364,27. Aan appellanten komt ieder een/zesde deel daarvan of € 33.894,04 toe.
Tussen partijen is niet geschil dat geïntimeerde dit bedrag aan appellanten moet betalen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2013. Het hof zal aldus bepalen.
De rechtbank heeft de wijze van verdeling gelast van de woning aldus dat deze aan geïntimeerde wordt toegedeeld tegen een waarde van € 310.000,- onder zijn gehoudenheid wegens overbedeling aan appellanten een/derde van deze waarde te voldoen.
Dit is in hoger beroep niet bestreden. Voor zover appellanten in hoger beroep vorderen dat het hof dit nogmaals beslist wordt die vordering wegens gebrek aan belang afgewezen. In hun memorie van grieven en in de memorie na cassatie en verwijzing vorderen appellanten betaling door geïntimeerde aan ieder van hen van € 103.333.33, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2008. Tegen deze vordering is geen verweer gevoerd. Het hof zal deze vorderingen dan ook toewijzen.
Deze procedure houdt verband met de afwikkeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van geïntimeerde en erflaatster waarin partijen als deelgenoten waren gerechtigd.
In de aard van de procedure, de uitkomst daarvan en de familieverhoudingen die tussen partijen bestaan of hebben bestaan ziet het hof aanleiding voor compensatie van de proceskosten.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag over de vereffening en verdeling van een erfenis, over het kindsdeel of over de legitieme, over een verbruiksvergoeding of over rentevergoeding, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.