Van onze advocaat legitieme. De Rechtbank Limburg heeft op 25 januari 2018 uitspraak gedaan over de informatieplicht voor het vaststellen van de legitieme portie.
De legitimaris, niet-erfgenaam heeft recht op inzage én afschriften van bankafschriften, schenkingen, giften etc. vanaf vijf jaar voor de overlijdensdatum van de erflater om de omvang van de legitieme portie te kunnen bepalen. Dwangsom. Boedelbeschrijving.
Voorop staat dat verzoekster als legitimaris niet-erfgenaam recht heeft op inzage en op afschriften van bescheiden om te kunnen berekenen hoe groot haar legitieme portie is.
Daartoe kan verzoekster verweerder aanspreken omdat verweerder, in zijn hoedanigheid van enig erfgenaam en executeur, ingevolge het bepaalde in art. 4:78 BW verplicht is de verlangde gegevens aan verzoekster te verschaffen. Dat is niet in geschil tussen partijen, net zo min als in geschil is dat verzoekster als legitimaris recht heeft op afgifte van deze bescheiden.
De stelling van verzoekster dat de kantonrechter haar het recht op afgifte zonder enige motivering heeft onthouden en dat erfgenaam enkel inzage hoefde te bieden en geen afgifte van kopieën hoefde te verstrekken, behoeft geen beoordeling gelet op hetgeen partijen ter comparitie hebben afgesproken. Die afspraken zijn gemaakt opdat verzoekster zou kunnen beoordelen of zij een verdere voortzetting van deze procedure wenste, in welk kader de comparitie is geschorst en aangehouden.
Naar aanleiding van de comparitie hebben verzoekster en haar gemachtigde transactie-overzichten doorgenomen en handmatig alle transacties genoteerd waarbij vragen rezen. Inzage in de onderliggende stukken, waaronder de bankafschriften, is bij de betreffende bevraagde transacties niet gegeven en bevredigende antwoorden bleven uit, aldus verzoekster.
Verzoekster stelt dat zij nog steeds over onvoldoende informatie beschikt om de legitimaire massa en, in het verlengde daarvan, de omvang van haar legitieme portie te kunnen bepalen.
Verder is van één van de bankrekening geen volledige inzage geboden. Verweerder heeft weliswaar informatie en inzage in de stukken verschaft maar dat is onvoldoende om – zelfs niet bij benadering – tot een betrouwbare vaststelling van de legitimaire massa te komen. Verzoekster persisteert daarom bij haar oorspronkelijke en haar aanvullende verzoek.
Legitimaris niet-erfgenaam heeft recht op inzage én afschriften van bankafschriften, schenkingen, giften vanaf vijf jaar voor de overlijdensdatum van de erflater om de omvang van de legitieme portie te kunnen bepalen. Dwangsom. Boedelbeschrijving.
De rechter oordeelt als volgt.
De enkele stellingen van verweerder dat hij heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 4:78 lid 1 BW en dat hij antwoord heeft gegeven op alle vragen als gesteld in het verzoekschrift zijn, afgezet tegen de gemotiveerde stellingen van verzoekster te summier.
Als onvoldoende weersproken staat vast dat verzoekster over onvoldoende informatie beschikt om de legitimaire massa en, in het verlengde daarvan, de omvang van haar legitieme portie te kunnen bepalen.
Nu verzoekster, hoewel zij steeds over “erflater” spreekt, onder meer afgifte verzoekt van de bankafschriften van 5 juni 2008 t/m 5 juni 2013 en vaststaat dat de erflater (haar vader) in 2006 is overleden, gaat de kantonrechter er van uit dat verzoekster met “erflater” en de “overledene” haar moeder bedoelt en zal hiervan bij de verdere beoordeling worden uitgegaan.
Op het verzoek om verweerder ten overstaan van verzoekster onder ede te laten verklaren dat de boedelbeschrijving deugdelijk is, hoeft niet meer te worden beslist nu verweerder dit ter comparitie heeft gedaan.
Wat de door verzoekster verlangde gegevens betreft sluit de kantonrechter aan bij rechtsoverweging van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam (RBOT: 2016:7812) en bij de rechtsoverweging in het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (GHARL:2013:9942):
“Uit de bewoordingen “alle daartoe strekkende inlichtingen” in artikel 4:78 lid 1 BW kan afgeleid worden dat dit begrip weliswaar zo ruim mogelijk moet worden uitgelegd, maar dat het wel beperkt is tot de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie. Artikel 4:65 BW bepaalt dat de legitieme portie wordt berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden vermeld in artikel 4:7 lid 1 onder a tot en met c en f BW”
Los van het in artikel 4:78 lid 1 BW aan de legitimaris-niet erfgenaam gegeven recht op informatie, geldt dat zij een boedelbeschrijving kan verzoeken volgens het bepaalde in artikel 672 Rv. Uit de boedelbeschrijving blijken onder meer (eventuele) giften voor het overlijden van moeder immers niet. Dat verweerder onder ede heeft verklaard dat hij naar beste weten en kunnen de boedelbeschrijving heeft opgemaakt doet niet af aan het belang van verzoekster bij de onder 2 sub a verzochte specificatie en waardering van de goederen per overlijdensdatum waardoor dit onderdeel van het verzoek zal worden ingewilligd.
Nu onvoldoende weersproken vaststaat dat verzoekster geen, althans geen volledige, inzage heeft gekregen in de bankafschriften van met name de rekeningnummers van de SNS-bank eindigend op nummers 637, 829 en 842 en van de Rabobank eindigend op 447 en de kantonrechter het met verzoekster eens is dat de bankafschriften meer informatie zullen bieden dan een enkel transactie-overzicht, zal het onder 2 sub b t/m g en het onder 4, 5 en 6 verzochte eveneens worden ingewilligd, met dien verstande dat de kantonrechter de tijdspanne voor het onder f en g verzochte zal beperken tot 5 jaren voor het overlijden van de erflaatster en de dwangsom zal maximeren tot € 10.000,00.
Wat de veroordeling van verweerder tot betaling van de proceskosten betreft (het verzochte onder 3) sluit de kantonrechter ook hier aan bij de overweging van de voorzieningenrechter te Rotterdam “Verder geldt als uitgangspunt dat de kosten die met de informatieplicht gepaard gaan, voor zover deze in redelijkheid zijn gemaakt, ten laste van de nalatenschap komen”. Gelet daarop en op het feit dat partijen broer en zus van elkaar zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de hare draagt en komen de in redelijkheid gemaakte kosten voor het verstrekken van informatie ten laste van de nalatenschap.
De kantonrechter veroordeelt verweerder om aan verzoekster:
1.
- een gespecificeerde opgave en waardering van de goederen van de nalatenschap
per de overlijdensdatum (boedelbeschrijving)
- een specificatie van de thans bekende stukken van moeder, waaronder het opeisbare kindsdeel uit de nalatenschap van vader
- kopieën van stukken waaruit de juistheid van de boedelbeschrijvingen blijkt, waaronder kopieën van alle afschriften van bankrekeningen en eventuele effectenrekeningen vanaf 5 jaren voor het overlijden van moeder tot heden
- een kopie van de verklaring van executele
- een kopie van de successieaangifte en – aanslag
- een overzicht van alle schenkingen in de periode van 5 juni 2008 t/m 5 juni 2013
- een machtiging voor de bank voor het opvragen van eventueel ontbrekende bankafschriften voor de periode 5 juni 2008 t/m 5 juni 2013,
aan te leveren op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250 per dag voor iedere dag dat verweerder hiermee na zeven dagen na betekening van deze beschikking in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00,
- alle bankafschriften van moeder aangaande alle transacties over de periode 5 juni 2008 tot en met 5 juni 2013 en,
- alle belastingaanslagen en/of beschikkingen van de Belastingdienst over te leggen ter zake alle betalingen van moeder aan de Belastingdienst in de periode 5 juni 2008 tot en met 5 juni 2013.
over te leggen.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag over de verdeling van een erfenis, over de legitieme of over het kindsdeel, over de informatieplicht om de omvang van de legitieme vast te stellen of over het opmaken van een boedelbeschrijving, belt u dan gerust onze advocaat legitieme op 020-3980150.