Van onze advocaat legitieme: in een zaak waarin onze advocaat legitieme de langstlevende en een dochter bijstond, deed een andere dochter, die was onterfd door haar vader, bij de Rechtbank Amsterdam een beroep op artikel 3: 194 BW. In dat artikel staat dat degene die zaken uit een erfenis verzwijgt, zijn aandeel hierin verbeurt. Kan een legitimaris hier nu ook een beroep op doen?
Onze advocaat legitieme betoogde van niet en kreeg gelijk van de Rechtbank Amsterdam. De Rechtbank:
Een legitimaris is een crediteur van de nalatenschap en heeft een vordering in geld. Er bestaat geen gemeenschap in de zin van Boek 3 BW (artikel 3:189 lid 2 BW) en de legitimaris kan niet worden aangemerkt als een deelgenoot in de zin van artikel 3:194 lid 2 BW. De legitimaris neemt een wezenlijk andere positie in dan degene die deelgenoot is in een gemeenschap, zoals de erfgenaam van een nalatenschap. De wetgever heeft kennelijk gemeend dat de legitimaris niet een dergelijk vergaande bescherming behoeft als die deelgenoot.
De rechtbank ziet evenmin, zoals door [eiseres] betoogd, ruimte in de rechtspraak voor analoge toepassing van het bepaalde in artikel 3:194 lid 2 BW. [eiseres] heeft verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank van 15 december 2010 (ECLI:NL:RBAMS:2010:BP5496), echter deze uitspraak zag op de analoge toepassing van artikel 3:194 lid 2 BW ingeval van een wettelijke verdeling en bovendien heeft het gerechtshof Amsterdam in de appelprocedure bij arrest van 9 juli 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:1968) anders geoordeeld. Het gerechtshof heeft daartoe, samengevat, onder meer overwogen dat de (op grond van de wettelijke verdeling toegekende) rechten op de nalatenschap worden beschermd door artikel 1 lid 1 Protocol I bij het EVRM (bescherming van eigendom) en dat voor een civielrechtelijke sanctie op het ongestoord genot van het eigendomsrecht op grond van dit artikel een voldoende specifieke en wettelijke bepaling die niet arbitrair is, is vereist. Daaraan is niet voldaan, aldus het gerechtshof, en evenmin is daarvoor voldoende de in de wet verankerde redelijkheid en billijkheid die de verhouding tussen de erfgenamen beheerst. Het gerechtshof is derhalve tot de conclusie gekomen dat bij een wettelijke verdeling artikel 3:194 lid 2 BW niet geldt. De rechtbank ziet geen gronden om ten aanzien van de legitimaris op andere wijze te oordelen.
Onze advocaat legitieme kreeg dus gelijk. Heeft u vragen hierover bel dan: 020-3980150 of kijk op de pagina legitieme.