De Rechtbank Oost-Brabant heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of sprake was van dwaling omtrent de waarde een goed.

Eiser is van mening dat hij heeft gedwaald bij de totstandkoming van het echtscheidingsconvenant en beroept zich op artikel 3:196 BW.

Hierin is bepaald dat moet worden aangenomen dat de man heeft gedwaald omtrent de waarde van één of meer van de goederen of schulden, indien hij voor meer dan 1/4e gedeelte is benadeeld.

Bij de vaststelling van de huwelijksgemeenschap is ervan uitgegaan dat de erfenis van erflater onderdeel was van de huwelijksgemeenschap van partijen en dat die nalatenschap een waarde vertegenwoordigde van € 120.000,00.

Kortom, de man stelt te hebben gedwaald omtrent de waarde van een te verdelen goed en hij is hierdoor voor meer dan 1/4e gedeelte benadeeld.

Vanwege (de omvang van) die benadeling wordt vermoed dat de man heeft gedwaald.

De man vordert vernietiging van de verdeling op grond van artikel 3:196 BW.

Erfrecht. Verdeling van een nalatenschap. Vernietiging van de verdeling. Uitsluitingsclausule in testament. Dwaling omtrent de waarde van een goed. Benadeling. Onjuiste waarde. Omvang versus waardering. Toetsing.

De rechter oordeelt als volgt.

Volgens artikel 3:196 lid 1 BW is een verdeling vernietigbaar indien een deelgenoot omtrent de waarde van een of meer van de te verdelen goederen en schulden heeft gedwaald en daardoor voor meer dan een vierde is benadeeld.

De rechtbank overweegt dat met dwaling wordt bedoeld dat de deelgenoot een onjuiste voorstelling heeft gehad waar het gaat om de waarde van een goed of schuld.

Te denken valt aan een vergissing in een taxatie.

Een beroep op dwaling kan niet snel aangenomen worden als in een convenant een opsomming van alle bestanddelen van een huwelijksvermogen zijn opgenomen met vermelding van de waarde daarvan, tenzij er van een onjuiste waarde is uitgegaan.

Naar het oordeel van de rechtbank is er in het onderhavige geval geen sprake van dwaling omtrent de waarde van een goed.

Beide partijen zijn steeds, en ook in deze procedure, uitgegaan van een waarde van € 120.000,00 respectievelijk € 12.500,00.

Daarover bestaat geen discussie.

De stellingen van de man zien op de omvang van de gemeenschap.

Dat wat aan de man toekwam uit de nalatenschap van erflater is gekwalificeerd als gemeenschapsgoed, terwijl dat op basis van het testament niet had moeten gebeuren.

De rechtbank kan de man wel volgen in zijn stelling dat hij is benadeeld, maar dat heeft niet te maken met de onjuiste waardering van een gemeenschapsgoed, maar met het feit dat het bedrag van € 120.000,00 en de auto ten onrechte zijn gekwalificeerd als gemeenschapsgoed en als bestanddeel van de gemeenschap in de verdeling zijn betrokken.

De stelling van de man dat er sprake zou zijn van dwaling, omdat partijen zijn uitgegaan van een waarde van € 120.000,00, terwijl dat € 0,00 had moeten zijn, gaat niet op.

De man miskent daarmee dat de nalatenschap, juist volgens zijn eigen stellingen, die ook door het testament van erflater worden ondersteund, in het geheel niet op het lijstje van te verdelen goederen had moeten staan.

Voor een geval als het onderhavige is artikel 3:196 BW naar het oordeel van de rechtbank niet bedoeld.

Kortom, reeds om die reden mist de vordering van de man een grondslag en moet deze afgewezen worden.

Met name ook vanwege het debat dat tussen partijen is gevoerd overweegt de rechtbank ten overvloede nog als volgt.

Als (oftewel: in het hypothetische geval) er wel van uitgegaan zou moeten worden dat de man heeft gedwaald over de waarde van een goed en ook aangenomen zou worden dat de man hierdoor voor meer dan 1/4e is benadeeld, dan zou de vordering van de man alsnog zijn gestrand door het beroep van de vrouw op artikel 3:196 lid 4 BW.

Volgens artikel 3:196 lid 4 BW is een verdeling niet vernietigbaar indien de benadeelde de toedeling te zijnen bate of schade heeft aanvaard.

Voor een geslaagd beroep op deze uitzondering dient, in dit geval de vrouw, omstandigheden te stellen waaruit volgt dat de man zijn recht op vernietiging wegens benadeling voor meer dan 1/4e deel heeft prijsgegeven, waarbij ook van belang is of de man zich bewust was van de werkelijke waarde van de te verdelen gemeenschap, althans wist in welke orde van grootte de benadeling lag.

Als extra eis wordt wel gesteld dat de deelgenoot/benadeelde het risico op benadeling bewust heeft aanvaard.

Van aanvaarding is sprake als de benadeelde deelgenoot (impliciet) geacht kan worden afstand van zijn recht op vernietiging te hebben gedaan, doordat hij kennis had of behoorde te hebben van de juiste waarde.

In dit kader overweegt de rechtbank – nogmaals: ten overvloede – dat de man wist of in ieder geval behoorde te weten dat er een uitsluitingsclausule in het testament van erflater was opgenomen en dat hetgeen hij als erfgenaam uit die nalatenschap verkreeg niet in de gemeenschap kwam te vallen en dus ook niet in de verdeling hoefde te worden betrokken.

De man heeft namelijk verklaard dat hij wist dat erflater een testament had.

De man heeft ook verklaard dat in het kader van de verdeling in ieder geval is gevraagd naar een “papiertje met betrekking tot de erfenis” dan wel “een papiertje waarop stond dat de vrouw er geen recht op had”.

Er kan in het algemeen van uitgegaan worden dat men dan in ieder geval (ook) aan een testament denkt, zeker als men – zoals de man – bekend is met het feit dat de erflater een testament had.

Daar komt bij dat de man, samen met zijn stiefzus, door de overige (3) erfgenamen gevolmachtigd was om hen te vertegenwoordigen bij het beheer over en de vereffening van de nalatenschap van erflater.

De man heeft verklaard dat hij de nalatenschap ook inderdaad (mede) heeft afgewikkeld, dat dit “volgens het testament” is gebeurd, en dat hij in het kader van de afwikkeling een notaris heeft bezocht.

Onder deze omstandigheden had de man tenminste behoorde te weten dat de uitsluitingsclausule er was.

Dit alles maakt dat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast is komen te staan dat de man de toedeling te zijnen (bate of) schade heeft aanvaard.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.