Het Gerechtshof Den Haag heeft onlangs uitspraak gedaan over een vordering tot de vernietiging van een overeenkomst van schenking op grond van misbruik van omstandigheden, bedrog en dwaling

Appellant heeft gevorderd de overeenkomst van schenking te vernietigen, omdat sprake zou zijn van bedrog en van misbruik van omstandigheden als bedoeld in artikel 3:44 lid 1 jo. lid 3 respectievelijk lid 4.

Daarnaast heeft appellant gesteld dat erflater heeft gedwaald toen hij de Overeenkomst sloot.

Erfrecht. Schenking. Vernietiging van schenking op grond van misbruik van omstandigheden, bedrog en dwaling. Ouderdom. Afhankelijkheid. Ziekte. Zorg. Stelplicht. Toetsing.

De rechter oordeelt als volgt.

Zoals appellant ter zitting heeft toegelicht, komt haar betoog er in de kern op neer dat de Overeenkomst volgens haar niet had mogen worden gesloten omdat zij vindt dat geïntimeerde misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden.

Op grond van artikel 3:44 BW lid 1 is een rechtshandeling vernietigbaar wanneer zij door bedrog of door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen.

Op grond van het derde lid is bedrog aanwezig wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen of door een andere kunstgreep.

Op grond van het vierde lid van dat artikel is misbruik aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid wordt bewogen tot het verrichten van een rechtshandeling, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.

De bijzondere omstandigheden kenmerken zich doordat degene die in die omstandigheden verkeert ten opzichte van de ander een zwakke positie inneemt.

Ingevolge het bepaalde in artikel 6:228 lid 1 BW is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en die bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar indien:

  1. de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
  2. de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
  3. sprake is van wederzijdse dwaling, tenzij de wederpartij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had hoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.

De omstandigheden waar appellant in verband met het beroep op misbruik van omstandigheden, bedrog en dwaling naar verwijst, zijn:

  1. de hoge leeftijd van erflater ten tijde van het tekenen van de Overeenkomst en zijn zwakke gezondheidssituatie;
  2. de afhankelijkheid van erflater van levensgezel erflater;
  3. de vertrouwensband tussen erflater en levensgezel erflater;
  4. het onvermogen van erflater om zijn financiële belangen naar behoren waar te nemen;
  5. de vriendschapsband tussen erflater en geïntimeerde.

Gelet op wat het hof hiervoor heeft geoordeeld ten aanzien van de nietigheid van de Overeenkomst, valt ook niet in te zien dat geïntimeerde misbruik van omstandigheden heeft gemaakt.

Het feit dat de gezondheid van erflater achteruit was gegaan toen de Overeenkomst werd getekend is niet relevant, omdat niet gebleken is dat erflater niet meer wist wat hij deed.

Dat erflater 92 jaar oud was, is in dit verband dus ook niet relevant.

Ook het feit dat de zorg van erflater voor geïntimeerde verband hield met de vertrouwensband tussen erflater en de levensgezel van erflater is in dit verband van onvoldoende betekenis.

Evenmin is relevant dat erflater in de laatste periode van zijn leven een zorgbehoefte had en dat de levensgezel van erflater – als zijn levenspartner – die rol op zich heeft genomen.

Hieruit vloeit immers nog niet voort dat geïntimeerde wist of heeft moeten begrijpen dat erflater als gevolg van deze omstandigheid werd bewogen tot het sluiten van de Overeenkomst.

Daarover heeft appellant onvoldoende gesteld.

Integendeel, alles wijst erop dat erflater graag bereid was geld te verstrekken aan overige geïntimeerde ook al wist hij dat hij het risico liep dat geïntimeerde dit niet (volledig) zou kunnen terugbetalen.

Appellant heeft op geen enkele manier toegelicht waar het bedrog van geïntimeerde uit bestaat, anders dan de hiervoor vermelde omstandigheden.

Die omstandigheden zijn niet als bedrog aan te merken.

Het beroep op dwaling slaagt evenmin.

Appellant heeft niet onderbouwd dat erflater geen juiste voorstelling van zaken had toen hij de Overeenkomst ondertekende.

Zoals hiervoor geoordeeld is, is de praktijk van het verstrekken van geld door erflater aan overige geïntimeerde niet gewijzigd met het ondertekenen van de Overeenkomst.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.