De Rechtbank Noord-Holland heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of een beding in de huwelijkse voorwaarden als een quasi-legaat moest worden aangemerkt.
Op 17 februari 2021 is erflater op 82-jarige leeftijd overleden.
Ten tijde van zijn overlijden was hij gehuwd met eiser onder het maken van huwelijkse voorwaarden.
Bij akte van 18 juli 2012 zijn de huwelijkse voorwaarden aangevuld met een zogenoemd finaal verrekenbeding.
Daarin is bepaald dat bij ontbinding van het huwelijk door overlijden moet worden afgerekend alsof er tussen de echtgenoten een gemeenschap van goederen heeft bestaan.
Erfrecht. Nalatenschap. Legaat. Langstlevende. Is het beding in de huwelijkse voorwaarden een quasi-legaat? Verrekenbeding. Schulden van de nalatenschap.
De rechter oordeelt als volgt.
Artikel 10 van de huwelijkse voorwaarden bepaalt voor zover van belang:
“Afrekening aan het einde van het huwelijk
Artikel 10
- Ingeval het huwelijk door overlijden wordt ontbonden, vindt er verrekening van de vermogens van de echtgenoten plaats zo, dat de langstlevende en de rechtverkrijgenden van de overleden echtgenoot gerechtigd zijn tot een waarde gelijk aan die, waartoe zij gerechtigd zouden zijn indien tussen de echtgenoten de algehele gemeenschap van goederen had bestaan, voorzover in dit artikel niet anders bepaald.
(…)
- Er wordt niet verrekend indien het vermogen van een van de echtgenoten negatief is.”
De rechtbank stelt voorop dat een verrekenbeding, zoals dat hierboven is geciteerd, in de huwelijkse voorwaarden uitdrukkelijk iets anders is dan het aangaan van een algehele gemeenschap van goederen, zoals de vereffenaar lijkt te veronderstellen.
Bij overlijden van één van de echtgenoten wordt slechts de fictie gecreëerd alsof een goederengemeenschap bestaat en bestaat er een contractuele plicht tot verrekening.
Erflater en eiser zijn een beding overeengekomen waarbij eiser, als langstlevende, een vordering krijgt op de nalatenschap van erflater.
Een vordering die niet teniet gaat door het overlijden maar juist daardoor ontstaat.
Omdat deze vordering door het overlijden van erflater ontstaat kan deze vordering worden aangemerkt als een quasi-legaat in de zin van artikel 4:126 lid 2 onder a BW.
De rechtbank licht dat toe.
Artikel 4:126 lid 1 BW bepaalt dat een schenking of andere gift als een legaat ten laste van de gezamenlijke erfgenamen wordt aangemerkt, voor zover deze de strekking heeft dat zij pas na het overlijden van de schenker of gever wordt uitgevoerd en zij niet al tijdens het leven van de schenker of gever is uitgevoerd.
Het tweede lid onder a van het genoemde wetsartikel noemt vijf voorwaarden die voor de toepassing noodzakelijk zijn:
- er moet sprake zijn van een beding,
- waarbij een goed overgaat of kan overgaan,
- onder opschortende voorwaarde of tijdsbepaling
- het beding wordt toegepast bij overlijden van degene aan wie het goed toebehoort en
- zonder redelijke tegenprestatie.
De rechtbank is van oordeel dat het verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden van eiser en erflater aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoet.
Het beding (i) heeft namelijk de strekking pas na overlijden (iii en iv) te worden uitgevoerd, zonder dat van [eiser] een redelijke tegenprestatie (v) wordt verwacht.
Daarbij zal bij uitvoering van het beding goederen overgaan of over kunnen gaan (ii) in het vermogen van [eiser].
Deze voorwaarde ziet niet alleen op het overgaan van goederen (alle zaken en alle vermogensrechten in de zin van artikel 3:1 BW), maar ook op schulden.
Op grond van artikel 4:7 lid 1 onder i BW is een quasi-legaat (in de zin van artikel 4:126 BW) een schuld van de nalatenschap.
Dat betekent dat eiser als ‘quasi-legataris’ een vordering heeft op de gezamenlijke erfgenamen en dus schuldeiser is van de nalatenschap.
Omdat eiser schuldeiser is van de nalatenschap, komt haar een beroep toe op artikel 4:223 lid 2 BW en kan zij dus in haar vordering worden ontvangen.
Overigens zou eiser ook schuldeiser van de nalatenschap zijn, als het verrekenbeding niet als quasi-legaat zou kunnen worden aangemerkt.
In dat geval zou namelijk sprake zijn van een schuld van erflater aan haar en zou eiser op grond van artikel 4:7 lid 1 onder a BW schuldeiser van de nalatenschap zijn.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.
Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.