De Rechtbank Oost-Brabant heeft onlangs uitspraak gedaan over de processueel ondeelbare rechtsverhouding en het verweer van de exceptio plurium litis consortium.
Eiser vordert in conventie primair dat de rechtbank voor recht verklaart dat eiser en gedaagde, vanwege de verbroken huwelijksband, geen erfgenamen zijn in de nalatenschap van erflater en dat B de enige erfgenaam is in de nalatenschap van erflater.
Gedaagde vordert in het incident dat de rechtbank eiser, althans gedaagde, veroordeelt om B bij deurwaardersexploot in het geding op te roepen op grond van artikel 118 Rv.
Volgens gedaagde gaat elke beslissing die betrekking heeft op de uitleg van het testament van erflater ook B aan.
Erfrecht. Procesrecht. Incident. Erfgenamen. Processueel ondeelbare rechtsverhouding. Exceptio plurium litis consortium. Oproeping van mede-erfgenaam.
De rechter overweegt als volgt.
In het incident wordt een beroep gedaan op de ‘exceptio plurium litis consortium’.
Dit houdt in dat de vordering in de hoofdzaak niet kan worden toegewezen, omdat de eisende partij de eis had moeten instellen samen met anderen, of niet alleen tegen gedaagde, maar tevens tegen anderen.
Daarvoor kan aanleiding bestaan als sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding.
Dat wil zeggen dat de rechter van oordeel is dat het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle betrokkenen luidt in dezelfde zin.
Uit de vorderingen en de stellingen van partijen volgt dat het geschil mede de belangen van B raakt, omdat zij in het testament tot (mede-)erfgenaam is benoemd.
Dat in de procedure geen verdeling wordt gevorderd, maakt dat niet anders.
Hoe de nalatenschap moet worden verdeeld is immers afhankelijk van hoeveel erfgenamen er zijn en wie dat zijn en heeft de uitkomst van de procedure wel degelijk gevolgen voor de verdeling van de nalatenschap van erflater.
Hoeveel erfgenamen er zijn en wie dat zijn staat in deze procedure onder andere ter discussie.
De rechtbank is daarom van oordeel dat er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding.
Laat degene die een beslissing wil uitlokken over een dergelijke processueel ondeelbare rechtsverhouding na om alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in het geding te roepen, dan dient de rechter, naar aanleiding van een daarop gericht verweer dan wel ambtshalve, gelegenheid te geven om de niet opgeroepen personen alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv binnen een daartoe door de rechter te stellen termijn (Hoge Raad 10 maart 2017, HR:2017:411).
De rechtbank zal daarom eiser in de gelegenheid stellen om op grond van artikel 118 Rv B in het geding op te roepen.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.
Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.