De Rechtbank Den Haag heeft onlangs uitspraak gedaan over de verwijzing naar het toepasselijke recht op grond van de Erfrechtverordening in het geval van een derde land.

Partij A was samen met zijn broer eigenaar van drie panden in Den Haag.

Op 22 augustus 2016 is de broer onverwacht overleden in Servië.

Partij B stelt zich daarentegen op het standpunt dat Nederlands erfrecht van toepassing is op de nalatenschap van de broer, zodat de schoonzus op grond van de wettelijke verdeling bevoegd is tot levering van de panden en er geen medewerking van de kinderen vereist is.

Erfrecht. IPR. Nalatenschap. Erfrechtverordening. Toepasselijk recht. Gewone verblijfplaats. Derde land. Nationaliteit. Rijkswet op het Nederlanderschap. Terugverwijzing?

De rechter oordeelt als volgt.

De broer is overleden op 22 augustus 2016, zodat de Erfrechtverordening1van toepassing is.

Artikel 21 lid 1 van de Erfrechtverordening bepaalt als uitgangspunt dat op de erfopvolging het recht van de staat van toepassing is waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had.

Partij A heeft in de verdelingsprocedure de stelling ingenomen dat de broer in 2010 naar Servië is verhuisd en vanaf die tijd alleen korte periodes in Nederland verbleef en heeft gewerkt.

De rechtbank is van oordeel dat partij B op basis van deze – door zijn cliënt aangereikte informatie – tot de conclusie heeft moeten komen dat de gewone verblijfplaats van de broer ten tijde van het overlijden in Servië was.

Artikel 34 lid 1 van de Erfrechtverordening bepaalt verder dat, in de gevallen waarin de Erfrechtverordening de toepassing van het recht van een derde staat voorschrijft, hieronder wordt verstaan de in die staat geldende rechtsregels, daaronder begrepen de regels van het internationaal privaatrecht die voorzien in de terugverwijzing naar het recht van een lidstaat.

Servië is geen lidstaat van de Europese Unie.

Van belang is dus welk recht volgens de Servische regels van internationaal privaatrecht op de erfopvolging van toepassing is.

Artikel 30 van de Servische wet die ziet op het internationaal privaatrecht knoopt voor de erfopvolging aan bij de nationaliteit van de overledene.

Uit de stukken die partij B heeft overgelegd volgt dat de broer alleen de Nederlandse nationaliteit had.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft partij A aangevoerd dat de broer ook de Servische nationaliteit had, en daarom op grond van artikel 11 van de Servische wet op het internationaal privaatrecht moet worden voorbijgegaan aan de Nederlandse nationaliteit, maar de rechtbank verwerpt dit betoog.

Tussen partijen is niet in geschil dat de broer de Nederlandse nationaliteit door naturalisatie heeft verworven.

Dit brengt mee dat de broer, op grond van artikel 9 lid 1 sub b van de Rijkswet op het Nederlanderschap, bij het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit afstand heeft moeten doen van zijn Servische nationaliteit.

De broer kan om die reden geen dubbele nationaliteit hebben gehad ten tijde van zijn overlijden.

Op grond van het Servisch internationaal privaatrecht is dus Nederlands recht, als het recht van het land van de nationaliteit van de overledene, op de erfopvolging van toepassing.

Het voorgaande leidt ertoe dat op grond van artikel 34 van de Erfrechtverordening Nederlands recht op de nalatenschap van de broer van toepassing is.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.