De Rechtbank Noord-Holland heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of een vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording zich er wel of niet toe leende om (pas) in de verdeling betrokken te worden.
Eiser heeft een beroep gedaan op artikel 3:171 BW op grond waarvan iedere deelgenoot bevoegd is tot het instellen van een rechtsvordering
Erfrecht. Procederen namens de nalatenschap. Vordering tegen een deelgenoot. Ontvankelijkheid. Derden. Vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording.
De rechter oordeelt als volgt.
Eiser heeft een beroep gedaan op artikel 3:171 BW op grond waarvan iedere deelgenoot bevoegd is tot het instellen van een rechtsvordering.
Uit HR 6 april 2018, HR:2018:535 volgt echter dat dit artikel alleen ziet op vorderingen tegen derden, maar niet op vorderingen van de gemeenschap tegen een deelgenoot.
Laatstgenoemde vorderingen moeten immers op de voet van artikel 3:184 BW en 3:185 BW in de verdeling van de gemeenschap worden meegenomen.
Een uitzondering hierop is gerechtvaardigd als een vordering ten behoeve van de gemeenschap tegen een deelgenoot zich er niet voor leent om in de verdeling van de gemeenschap te worden betrokken (zie HR 8 september 2000, HR:2000:NJ2000/604).
Als een deelgenoot in dat laatste geval een rechtsvordering instelt ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap, zal hij kenbaar moeten maken dat hij in zijn hoedanigheid voor de gezamenlijke, zo veel mogelijk met name te noemen, deelgenoten optreedt.
Gelet op het voorgaande is eiser in zijn vorderingen tegen gedaagde in ieder geval ontvankelijk.
Ten aanzien van gedaagde geldt dat zij geen erfgenaam is en dus een derde in de zin van artikel 3:171 BW.
Voor wat betreft de procedure tegen overige gedaagde is eiser in elk geval ontvankelijk voor wat betreft de vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording.
Ten aanzien van deze vordering geldt dat een uitzondering gerechtvaardigd is omdat deze vordering zich er in beginsel niet voor leent om in de verdeling betrokken te worden.
Verder heeft eiser door het in het geding brengen van de verklaringen van zijn broers, kenbaar gemaakt dat hij in hoedanigheid van de gezamenlijke deelgenoten optreedt.
Voor wat betreft de overige tegen gedaagde gerichte vorderingen geldt dat eiser deze niet als enige van de erfgenamen tegen haar kan instellen.
Het gaat hier om een vordering ten behoeve van de nalatenschap, waarbij het noodzakelijk is dat de beslissing daarover in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die nalatenschap betrokkenen: een processueel ondeelbare rechtsverhouding.
Uit HR 10 maart 2017, HR:2017:411 volgt dat als degene die een beslissing wil uitlokken over een processueel ondeelbare rechtsverhouding nalaat om alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in het geding op te roepen, de rechter hem de gelegenheid moet geven om de niet opgeroepen personen alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv.
De rechtbank zal eiser hiertoe in de gelegenheid stellen op na te melden wijze.
Indien eiser hieraan niet voldoet, zal hij niet ontvankelijk worden verklaard voor wat betreft de tegen gedaagde gerichte vordering tot vergoeding van € 24.145,- aan de nalatenschap en de verklaring voor recht dat gedaagde haar aandeel in de nalatenschap heeft verbeurd.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.
Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.