De Rechtbank Limburg heeft onlangs uitspraak gedaan over de verdeling van een eenvoudige gemeenschap tussen de moeder en haar dochter na het overlijden van vader.
Eiseres vordert verdeling van een aantal eenvoudige gemeenschappen.
Er is immers geen sprake van een huwelijksgoederengemeenschap nu erflater en gedaagde bij huwelijkse voorwaarden elke gemeenschap van goederen hebben uitgesloten.
Verdeling van een nalatenschap is ook niet aan de orde nu eiseres de enige erfgenaam van erflater is.
De wet kent drie wijzen van verdeling, te weten toedeling van een gedeelte van het goed aan ieder der deelgenoten, toedeling aan één deelgenoot tegen vergoeding van de overwaarde of verkoop aan een derde en verdeling van de netto-opbrengst (artikel 3:185 lid 2 BW).
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat wanneer de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling daarvan kunnen bereiken, zoals hier het geval is, de rechter op grond van artikel 3:185 lid 1 BW de wijze van verdeling kan gelasten of zelf de verdeling kan vaststellen.
Daarbij moet naar billijkheid rekening worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid.
De rechtbank is niet gebonden aan wat partijen over en weer hebben gevorderd, en hoeft niet expliciet in te gaan op wat partijen aanvoeren.
De rechtbank zal in het navolgende per onderdeel de (wijze van) verdeling vaststellen.
Erfrecht. Verdeling van een eenvoudige gemeenschap tussen moeder en dochter na overlijden vader. Wijze van verdeling. Toedeling van woning. Belangenafweging.
De rechter oordeelt als volgt.
Allereerst vordert eiseres verdeling van de eenvoudige gemeenschap die bestaat uit de woning.
Gedaagde heeft met een beroep op artikel 3:178 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gevraagd de vordering tot verdeling van de woning tijdelijk uit te sluiten.
Met betrekking tot de gevorderde verdeling van de woning overweegt de rechtbank als volgt.
Voorop staat dat van niemand mag worden verwacht dat deze onnodig lang met een onverdeelde gemeenschap blijft zitten.
Lid 3 van artikel 3:178 BW vormt hierop een uitzondering.
Daarin is bepaald dat indien de door een onmiddellijke verdeling getroffen belangen van een of meer deelgenoten aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling worden gediend, de rechter voor wie een vordering tot verdeling aanhangig is, op verlangen van een deelgenoot een of meermalen, telkens voor ten hoogste drie jaren, een vordering tot verdeling kan uitsluiten.
De rechtbank moet dus de belangen van [eiseres] bij onmiddellijke verdeling afwegen tegen de belangen van gedaagde.
Gedaagde heeft een beroep op artikel 3:178 lid 3 BW gedaan in afwachting van de uitkomst van de procedure bij het hof, waarbij zij appel had ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van 7 februari 2024 om de verplichting van eiseres tot medewerking aan de vestiging van een vruchtgebruik ex artikel 4:29 BW ten behoeve van gedaagde op de woning en de inboedel op te heffen.
Aangezien die procedure ondertussen is geëindigd en de beschikking van de kantonrechter door het hof bij uitspraak van 7 november 2024 is bekrachtigd en door gedaagde geen ander belang bij uitstel van de verdeling is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat het belang van eiseres bij het uit de onverdeeldheid geraken zwaarder dient te wegen.
De rechtbank zal het beroep van gedaagde op uitsluiting van de verdeling conform artikel 3:178 lid 3 BW dan ook afwijzen.
In de kern vordert eiseres verdeling van de woning door haar te machtigen alle rechtshandelingen te verrichten die noodzakelijk zijn voor verkoop en levering van de woning.
Eiseres vordert daartoe afgifte van de sleutels door gedaagde alsmede, wanneer de woning is verkocht, ontruiming binnen één maand na ondertekening van de koopovereenkomst op straffe van een dwangsom.
Gedaagde vordert in reconventie dat de woning aan haar wordt toebedeeld tegen een door partijen of de rechtbank te bepalen waarde.
Eiseres heeft geen inhoudelijke bezwaren geuit tegen toedeling van de woning aan gedaagde.
Eiseres stelt wel dat gedaagde meer dan genoeg tijd heeft gehad om de woning over te nemen althans aan te tonen dat zij de woning kan overnemen, maar die mogelijkheid ongebruikt heeft laten verstrijken.
De rechtbank onderkent het belang van gedaagde om in de woning te kunnen blijven wonen, gelet op haar leeftijd, het feit dat zij daar al jaren woont en ook al sinds 31 december 2004 mede-eigenaar is van de woning.
Daarom beslist de rechtbank dat de woning aan gedaagde zal worden toebedeeld.
Dit echter onder de voorwaarde dat zij in staat is de helft van de overwaarde aan eiseres te voldoen.
De rechtbank zal de wijze van verdeling van de woning derhalve vaststellen zoals vermeld in het dictum.
Partijen zijn over en weer verplicht de noodzakelijke rechtshandelingen te verrichten om de hiervoor genoemde wijze van verdeling te effectueren.
De in het dictum bepaalde wijze van verdeling bevat daartoe voldoende prikkels.
Voor het opleggen van een dwangsom voor het geval gedaagde niet meewerkt is, nu bepaald zal worden dat in dat geval dit vonnis in de plaats zal treden van de noodzakelijke instemmende wilsverklaring van gedaagde geen grond.
Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.
Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.