Het Gerechtshof Amsterdam heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of er een einde was gekomen aan het beheer van de nalatenschap door de executeur.
De kern van het geschil tussen partijen is gelegen in de vraag of verzoeker (nog steeds) executeur testamentair in de nalatenschap van erflaatster is.
Verweerder heeft in haar appel een aantal gronden aangevoerd op grond waarvan volgens haar aangenomen dient te worden dat de executele van rechtswege is beëindigd.
Erfrecht. Executele. Beëindigen van de executele. Einde van het beheer? Schulden van de nalatenschap. Termijn. Verklaring van executele. Afgifte van een legaat.
De rechter oordeelt als volgt.
In artikel 4:150 lid 2 (sub a en b) en lid 3 BW ligt een aantal gronden besloten op grond waarvan de erfgenamen het beheer van de executeur kunnen beëindigen.
Verweerder heeft een beroep op die gronden gedaan.
Ten eerste heeft zij gesteld dat alle schulden van de nalatenschap zijn voldaan, en alle lasten zijn nagekomen, zodat de taak van de executeurs om die reden is/kan worden beëindigd (artikel 4:150 lid 2 sub a BW).
Hiervoor is evenwel al overwogen dat nog niet alle schulden van de nalatenschap zijn voldaan, waaronder met name de legaten aan verzoekers .
Om die reden is van de beëindigingsgrond van artikel 4:150 lid 2 sub a BW geen sprake.
Datzelfde geldt voor de beëindigingsgrond van artikel 4:150 lid 2 sub b BW.
Die grond houdt in dat de executele door de erfgenamen kan worden beëindigd wanneer een jaar en zes maanden is verlopen sinds een of meer executeurs de nalatenschap in beheer hebben kunnen nemen.
Daarbij is van belang dat het moment van ‘in beheer kunnen nemen’ niet direct na overlijden van de erflater aanvangt.
In dit geval heeft verzoekers de executele bij schriftelijke verklaring van 22 februari 2022 aanvaard, waarna notaris mr. K (pas) op 7 oktober 2022 een verklaring van executele heeft afgegeven.
Verzoekers hebben onbetwist aangevoerd dat de verklaring van executele pas zo laat is afgegeven, omdat de aanvankelijk betrokken notaris de verklaring van executele maar niet afgaf, ondanks diverse verzoeken en aanmaningen daartoe van verzoekers in de periode februari tot en met oktober 2022.
Onder die omstandigheden is het hof van oordeel dat de periode van een jaar en zes maanden als bedoeld in artikel 1:149 lid 2 sub b BW niet eerder dan per 7 oktober 2022 is aangevangen; verzoekers heeft de nalatenschap pas per 7 oktober 2022 volledig in beheer kunnen nemen, omdat verzoekers zich pas na afgifte van de verklaring van executele naar derden toe als executeur kon legitimeren.
Ervan uitgaande dat de termijn van een jaar en zes maanden met ingang van 7 oktober 2022 is gaan lopen, was deze dus nog niet verstreken op het moment dat de kantonrechter bij beschikking van 7 juni 2023 verzoekers met onmiddellijke ingang als executeur ontsloeg.
De datum van die beschikking is bepalend, omdat de kantonrechter zijn beschikking uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.
Daardoor zijn verzoekers met ingang van 7 juni 2023 geen executeur meer, ondanks het door hen ingestelde hoger beroep.
Dat brengt naar het oordeel van het hof mee dat de periode die is verstreken na 7 juni 2023 niet meegenomen mag worden bij beantwoording van de vraag of na het in beheer kunnen nemen van de nalatenschap een periode van een jaar en zes maanden is verstreken.
De conclusie luidt derhalve dat aan verweerders nog niet de bevoegdheid toekomt om de executele van verzoekers op grond van artikel 4:150 lid 2 sub b te beëindigen.
Verweerders hebben tot slot nog aangevoerd dat zij het beheer van verzoekers rechtsgeldig hebben beëindigd, omdat zij aan verzoekers de benodigde middelen ter beschikking hebben gesteld om de schulden van de nalatenschap te kunnen voldoen.
Daarbij heeft verweerder onder meer gesteld dat de woning verkocht kan worden, zodat met de verkoopopbrengst de op de woning rustende hypotheekschuld kan worden afgegeven.
Hiermee miskent verweerder echter dat na verkoop van de woning het legaat tot het vestigen van het recht van gebruik en bewoning niet meer afgegeven zal kunnen worden.
Deze schuld van de nalatenschap zal in dat geval niet voldaan kunnen worden, zodat reeds om die reden het beroep van verweerders op de beëindigingsgrond van artikel 4:150 lid 3 BW niet slaagt.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.
Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.