De Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of een uitkering van een legaat mogelijk was als voorschot.

Partijen zijn broers en zus.

Vader heeft in zijn testament van 30 juni 2009 gedaagde 3 en broer alsmede hun afstammelingen onterfd, onder toekenning aan hen van een legaat ter grootte van hun legitieme portie, opeisbaar bij het overlijden van moeder.

Vader heeft de wettelijke verdeling van toepassing verklaard.

Moeder heeft in haar testament van 14 januari 2015 broer en eiser alsmede hun afstammelingen onterfd, onder toekenning aan hen van een legaat ter grootte van hun legitieme portie, opeisbaar na levering van de echtelijke woning.

Erfrecht. Verdeling van twee nalatenschappen. Voorschot. Uitkering van een legaat mogelijk als voorschot? Schuldverrekening. Redelijkheid en billijkheid. Toetsing.

De rechter oordeelt als volgt.

In 2018 is aan eiser een bedrag uitgekeerd ten bedrage van € 68.382,00 ter zake van zijn aandeel in de nalatenschap van vader.

Bij de berekening van dat bedrag is over het hoofd gezien dat moeder indertijd de door eiser verschuldigde erfbelasting had voldaan.

De conclusie luidt dan ook dat aan eiser een bedrag van € 2.050,00 teveel is uitbetaald en dat hij dat bedrag aan de boedel van moeder verschuldigd is, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment dat eiser zijn erfdeel in de nalatenschap van vader heeft ontvangen.

Gedaagde 3 is van mening dat het legaat van eiser € 15.288,40 (exclusief rente) bedraagt.

Zij merkt daarbij op dat eiser (indien hij daar prijs op stelt) ook nog aanspraak heeft op (een deel van) de rente die gedaagde 1 dient te voldoen over het bedrag dat hij op grond van het arrest van het Hof van 30 augustus 2022 verschuldigd is aan de boedel van moeder.

Naar het oordeel van de kantonrechter geeft de inhoud van de brief van de notaris van 15 januari 2019, en de daarbij gevoegde (aangepaste) rekening en verantwoording, aanleiding te veronderstellen dat het in 2018 aan eiser uitgekeerde aandeel in de nalatenschap van vader, als gevolg van een vergissing van de notaris met betrekking tot de erfbelasting, inderdaad te hoog is geweest en dat eiser derhalve nog een zeker bedrag aan de boedel van moeder verschuldigd is.

Dit betekent dat er in deze procedure niet vanuit kan worden gegaan dat juist is dat de omvang van het aan eiser toekomende legaat € 16.705,40 (exclusief rente) bedraagt.

Evenmin kan (zonder meer) het door gedaagde 3 genoemde bedrag van € 15.288,40 (exclusief) worden gevolgd.

De exacte omvang van het legaat zal, onder meer vanwege de renteposten, opnieuw berekend moeten worden.

Voor de door eiser gevorderde verklaring voor recht, inhoudend dat zijn vordering als legitimaris in de nalatenschap van moeder € 16.705,40 beloopt, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 september 2017, is derhalve geen ruimte.

Die vordering zal dan ook worden afgewezen.

Het vorenstaande laat onverlet dat de kantonrechter wel aanleiding ziet om de vordering van eiser tot, kort gezegd, uitbetaling van het aan hem toekomende legaat gedeeltelijk, en bij wege van voorschot, toe te wijzen.

Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.

Gedaagde 1 en gedaagde 2 hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen uitbetaling van (een voorschot op) het aan eiser toekomende legaat.

Gedaagde 1 en gedaagde 2 verwijten het gedaagde 3 dat het nog niet zover is gekomen.

Gedaagde 3 heeft aangegeven nimmer bezwaar te hebben gehad (of te hebben) tegen uitbetaling van het aan eiser toekomende legaat (waarbij de kantonrechter begrijpt: het legaat zoals zij dat heeft berekend).

Gedaagde 3 stelt echter dat de noodzakelijke medewerking van gedaagden ontbreekt om tot algehele afwikkeling van de nalatenschap te komen.

Daarbij verwijt zij gedaagde 1 in het bijzonder dat hij zijn schuld aan de boedel van moeder nog niet heeft voldaan.

Evident is dat gedaagden elkaar als erfgenamen in een (juridische) houdgreep houden.

Niet valt in te zien waarom eiser], die enkel schuldeiser van de boedel van moeder is, zou moeten wachten tot het moment waarop die onderlinge strijd tussen de erfgenamen definitief zal zijn beslecht.

Uit de processtukken blijkt dat de notaris een geldbedrag in depot heeft dat ruimschoots toereikend is om de vordering van eiser als legataris (althans een substantieel deel daarvan bij wege van voorschot) te voldoen.

De kantonrechter zal de erfgenamen daartoe dan ook veroordelen.

Naar het oordeel van de kantonrechter vormt de omstandigheid dat gedaagde 1 zijn schuld aan de boedel van moeder nog niet heeft voldaan, geen gewichtige reden om op de voet van artikel 4:5 BW te bepalen dat de vordering van eiser, wat betreft het aandeel van gedaagde 3 daarin, pas behoeft te worden betaald nadat de vordering van de nalatenschap op gedaagde 1, al dan niet ten dele door schuldverrekening met diens nalatenschapsaandeel, volledig is voldaan.

Ook vloeit dat niet voort uit de redelijkheid en billijkheid, zoals gedaagde 3 meent.

De enkele omstandigheid dat eiser gedaagde 3 heeft gesteund tijdens de door haar aangespannen gerechtelijke procedures om tot vaststelling van die vordering op gedaagde 1 te geraken en dat eiser van het resultaat daarvan meeprofiteert is daartoe onvoldoende.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.