Van onze advocaat executeur. De Rechtbank Rotterdam heeft op 11 april 2018 uitspraak gedaan over een vordering tot verdeling van nalatenschap waarvan executele nog niet is voltooid (in lijn met Hoge Raad 19 mei 2017, HR:2017:939). Executeur kan aan overdracht beheer nalatenschap niet de voorwaarde verbinden dat hem décharge voor gevoerde beheer wordt verleend. Wijze van verdeling nalatenschap gelast, waaraan executeur zijn medewerking moet verlenen.
Omdat erflater in zijn testament in die zin heeft beschikt heeft gedaagde als executeur, gelet op het bepaalde in artikel 4:145 BW, tot taak om de schulden van de nalatenschap die tijdens zijn beheer uit de goederen van de nalatenschap behoren te worden voldaan, te voldoen en met het oog daarop de goederen van de nalatenschap te beheren.
Uitgangspunt van artikel 4:145 BW is dat de executele moet zijn voltooid alvorens de nalatenschap te verdelen.
De ratio van dit artikel is dat het beschikken door de erfgenamen over de goederen van de nalatenschap tot gevolg heeft dat deze goederen niet meer onder het beheer van de executeur vallen, waardoor de executeur deze niet meer te gelde kan maken ter voldoening van de schulden van de nalatenschap.
De rechtbank overweegt dan ook in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 19 mei 2017 (HR:2017:939) dat tijdens de executele verdeling wel tot de mogelijkheden behoort, in het geval dat de deelgenoot die verdeling vordert voldoende feiten en omstandigheden stelt waaruit zijn belang bij die vordering volgt en op grond waarvan aannemelijk is dat de schulden van de nalatenschap zijn voldaan of kunnen worden voldaan uit het vermogen dat zich in de nalatenschap bevindt.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de goederen waarvan verdeling wordt gevorderd niet nodig zijn om de schulden van de nalatenschap te voldoen, dat de nalatenschap van erflater al jarenlang gereed is voor verdeling en dat de taak van de executeur niet meer behelst dan het lopende beheer over de te verdelen bestanddelen van de nalatenschap. De zus heeft haar belang bij het gevorderde voldoende onderbouwd.
De executeur verzet zich niet tegen verdeling van de nalatenschap, maar verbindt aan de overdracht van het beheer over de nalatenschap de voorwaarde dat de erfgenamen hem décharge verlenen voor het gevoerde beheer.
De erfgenamen verzetten zich hiertegen. De executeur wijst op de tekst van het testament en doet een beroep op opschorting.
Volgens de executeur dreigt de situatie te ontstaan dat de erfgenamen na verdeling van de nalatenschap niet zullen meewerken aan de goedkeuring van de rekening en verantwoording, die integraal onderdeel uitmaakt van de afwikkeling van de nalatenschap, en dat hij door de erfgenamen wordt betrokken in een aansprakelijkheidsprocedure terwijl hij deze kosten niet (meer) ten laste van de nalatenschap kan brengen. Dit betekent dat een bedrag van € 500.000,- onder zijn beheer dient te blijven, aldus de executeur.
Vordering tot verdeling van nalatenschap waarvan executele nog niet is voltooid. Executeur kan aan overdracht beheer nalatenschap niet de voorwaarde verbinden dat hem décharge voor gevoerde beheer wordt verleend.
De rechter oordeelt als volgt.
De rechtbank overweegt dat de taak van gedaagde als executeur als beëindigd beschouwd kan worden, omdat vaststaat dat alle schulden van de nalatenschap zijn voldaan of kunnen worden voldaan uit het vermogen dat zich in de nalatenschap bevindt.
De nalatenschap is derhalve gereed voor verdeling. Geoordeeld wordt dat het de executeur niet is toegestaan aan de afgifte van de goederen van de nalatenschap en aan het doen van rekening en verantwoording de voorwaarde te verbinden dat hem eerst décharge voor zijn beheer wordt verleend (in gelijke zin: rechtbank Arnhem 27 april 1939, NJ 1940/570).
De bepaling in het testament van erflater dat het beheer niet eindigt voordat de executeur door de erfgenamen is gedechargeerd is wegens haar ongeoorloofde strekking nietig.
De uitleg die Vordering tot verdeling van nalatenschap waarvan executele nog niet is voltooid. Executeur kan aan overdracht beheer nalatenschap niet de voorwaarde verbinden dat hem décharge voor gevoerde beheer wordt verleend.
De uitleg die de executeur geeft aan de artikelen 4:165 BW en 6:52 BW, namelijk dat een executeur de overdracht van het beheer kan opschorten zolang hem geen goedkeuring van zijn rekening en verantwoording is gegeven, vindt geen steun in het recht.
De door Vordering tot verdeling van nalatenschap waarvan executele nog niet is voltooid. Executeur kan aan overdracht beheer nalatenschap niet de voorwaarde verbinden dat hem décharge voor gevoerde beheer wordt verleend.
De door de executeur voorgestane uitleg zou immers tot gevolg hebben dat een executeur – ook in het geval hij zijn taken niet naar behoren zou hebben verricht – er zelf voor zorg kan dragen dat erfgenamen de betreffende executeur niet (meer) op zijn gedrag zouden kunnen aanspreken.
De vraag of gedaagde naast executeur ook afwikkelingsbewindvoerder is (geweest), maakt dit niet anders, zodat de stellingen en verweren die daarop betrekken hebben, onbesproken kunnen blijven.
Het vorenstaande laat onverlet dat de rechtbank bij de wijze van verdeling van de nalatenschap naar billijkheid rekening dient te houden met de belangen van de executeur als schuldeiser van de nalatenschap.
Ingevolge artikel 4:7 lid 1 aanhef en onder d BW behoren de kosten van executele, met inbegrip van het loon van de executeur, tot de schulden van de nalatenschap.
Vaststaat dat gedaagde als executeur ter uitvoering van zijn wettelijke taak in ieder geval nog kosten zal moeten maken voor het gereed maken van de nalatenschap zodat deze op de in dit vonnis gelaste wijze kan worden verdeeld en vervolgens voor het opstellen van de eindrekening en -verantwoording.
In de bijzondere omstandigheden van dit geval gelast de rechtbank dat de erfgenamen uiterlijk bij het verlijden van de notariële akte tot toedeling van de beleggingspanden, een bedrag beschikbaar stellen tot zekerheid voor de nakoming van deze (nog niet opeisbare) schuld van de nalatenschap, zijnde het loon voor de laatste werkzaamheden van gedaagde als executeur.
Hierbij is van belang dat een deel van deze kosten betrekking heeft op werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de in dit vonnis gelaste wijze van verdeling, terwijl gedaagde als executeur met een ander deel van de werkzaamheden niet eerder kan starten dan nadat het beheer over de nalatenschap is geëindigd.
Uit de gang van zaken tot nu toe volgt in voldoende mate dat het enkel vaststellen van de interne draagplicht voor deze schuld onvoldoende is om zeker te zijn dat deze schuld wordt voldaan.
De afwikkeling van de nalatenschap duurt inmiddels bijna vijftien jaar, er zijn al diverse procedures ook tegen gedaagde als executeur gevoerd en vooral bij de broers blijkt van een niet constructieve houding en van een uitermate moeizame relatie met de executeur.
De vrees van de executeur dat de beloning voor zijn werkzaamheden niet vrijwillig zal worden voldaan, is dan ook gerechtvaardigd.
Van de executeur kan niet gevergd worden dat hij voornoemde kosten voor de voltooiing van zijn wettelijke taak maakt, terwijl er gerede kans bestaat dat hij deze kosten niet vrijwillig betaald krijgt.
De rechtbank bepaalt – mede gelet op de eerder aan de executeur toegekende bedragen – dat de zus en ieder van de broers in redelijkheid een bedrag van € 15.000,- beschikbaar dienen te stellen voor de hiervoor bedoelde kosten die gedaagde ten minste nog in de uitoefening van zijn taak dient te maken. Dit totaalbedrag van € 45.000,- dient uiterlijk bij het verlijden van de notariële akte van toedeling van de beleggingspanden bij de notaris te zijn gestort, zodat de notaris na ondertekening van de akte van toedeling het bedrag ter beschikking kan stellen aan de executeur.
Het gaat om een geschat bedrag aan kosten, zodat partijen rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de kantonrechter het definitieve bedrag aan beloning hoger of lager zal vaststellen.
De executeur die tekortschiet in de vervulling van zijn functie heeft weliswaar geen of eventueel slechts gedeeltelijk recht op vergoeding van zijn werkzaamheden, maar de rechtbank heeft op dit moment geen concrete aanwijzingen dat hiervan sprake is. Er is geen aanleiding tot het zekerstellen voor de kosten die gedaagde als executeur mogelijk moet maken, indien hij door de erfgenamen pro se aansprakelijk wordt gesteld. Deze kosten dienen immers niet door de nalatenschap gedragen te worden.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag over de vereffening en verdeling van een erfenis, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het afleggen van rekening en verantwoording door de executeur of over het ontslag van een executeur, belt u dan gerust onze advocaat executeur op 020-3980150.