Van onze advocaat verdeling erfenis. De Rechtbank Overijssel heeft enige tijd geleden uitspraak in kort geding gedaan over een vordering tot medewerking aan de verkoop van een woning uit een nalatenschap.
Eiser en gedaagde zijn broers. Zij zijn als enige erfgenamen, ieder voor de onverdeelde helft, gerechtigd in de nalatenschap van hun op 4 januari 2017 overleden moeder.
Tot die nalatenschap behoort onder meer de vrijstaande woning met een werkplaats, ondergrond, erf en tuin.
Eiser vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van gedaagde om mee te werken aan de verkoop en levering van de woning op straffe van een dwangsom en met bepaling dat dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van de medewerking van gedaagde.
Kort weergegeven legt eiser het navolgende ten grondslag aan de vordering.
Hij wil graag tot afwikkeling van de nalatenschap komen. Het bod van € 110.000,00 is een reëel bod, ruim boven de taxatiewaarde. Een hogere verkoopopbrengst is niet te verwachten. Andere biedingen zijn er niet geweest. De potentiële kopers willen snel duidelijkheid over het doorgaan van de koop, anders trekken zij hun bod in.
Het verweer van gedaagde komt erop neer dat hij verwacht dat een hogere verkoopopbrengst dan € 110.000,00 kan worden gerealiseerd.
Vordering tot medewerking aan de verkoop van een woning uit een nalatenschap.
De rechter oordeelt als volgt.
Met de vordering beoogt eiser, zo nodig zonder de medewerking van gedaagde, de woning te verkopen en te leveren aan derden.
Dat lijkt veel op het verzoeken om een machtiging voor het te gelde maken van een gemeenschapsgoed.
Op grond van artikel 3:174 BW kan de rechter die machtiging verlenen in geval van een gewichtige reden.
Niet als een gewichtige reden kan evenwel volgens vaste jurisprudentie worden aangemerkt de noodzaak om tot een behoorlijke verdeling te komen.
Daarvoor dient de weg van artikel 3:185 BW bewandeld te worden, inhoudende dat de rechter op vordering van een of meer deelgenoten de (wijze van) verdeling gelast.
Gelet hierop (en analoog daaraan) is de voorzieningen-rechter van oordeel dat de wens van eiser om tot afwikkeling van de nalatenschap te komen onvoldoende is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding.
Daarbij komt dat toewijzing van de vordering nog geenszins betekent dat de nalatenschap is afgewikkeld na verdeling van de netto-verkoopopbrengst van de woning tussen partijen.
De koop die eiser wil laten doorgaan, ziet immers op de woning en niet mede op het weiland.
Gesteld noch gebleken is dat op korte termijn concreet uitzicht bestaat op verkoop of verdeling van het weiland.
In dit verband verdient nog opmerking dat blijkens artikel 3:179 BW ingeval van onenigheid tussen de deelgenoten een partiële verdeling slechts indien er gewichtige redenen voor zijn, desverlangd aan de orde kan zijn.
Verder heeft te gelden dat aan eiser weliswaar kan worden toegegeven dat het bod op de woning van € 110.000,00 ruimschoots de taxatiewaarde van de woning ad € 85.000,00 overtreft, maar die taxatie is van bijna een jaar geleden.
Dat de huidige taxatiewaarde niet hoger kan zijn dan € 85.000,00, kan niet zonder meer worden aangenomen, te meer omdat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen biedingen voor de woning zijn te verwachten met een hoger bedrag dan € 110.000,00.
Zo heeft eiser geen schriftelijke verklaringen van bijvoorbeeld de makelaar in het geding gebracht. Voorshands kan daarom niet worden uitgesloten dat de woning tegen een hogere verkoopprijs dan € 110.000,00 zal kunnen worden verkocht.
Al met al is een spoedeisend belang bij de onderhavige verkoop en levering van de woning, zónder de instemming van een van de deelgenoten, niet komen vast te staan, hetgeen te meer klemt nu, als hiervoor overwogen, niet valt uit te sluiten dat de woning verkocht zal kunnen worden tegen een hogere verkoopopbrengst dan € 110.000,00.
Bij gevolg dient het recht van gedaagde als deelgenoot, in dezen te prevaleren.
Ten slotte geeft de voorzieningenrechter partijen (nogmaals) ernstig in overweging eendrachtig samen te gaan werken bij de verkoop van de woning en verkoop c.q. verdeling van het weiland, teneinde in hun beider belang op zo kort mogelijke termijn te komen tot een algehele, en financieel de meest gunstige, afwikkeling van de nalatenschap van moeder.
De vordering zal worden afgewezen.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag over de vereffening en verdeling van een erfenis, over de verkoop van onroerend goed, over een machtiging van de rechter tot verkoop van onroerend goed in een nalatenschap of over de waardering van een onroerende zaak in een erfenis, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.