Van onze advocaat contractenrecht. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 14 juni 2017 uitspraak gedaan over de vergoeding en de omvang van schade bij proportionele aansprakelijkheid.

Beoordeeld dient te worden of het beroep van de advocaat van eiser op kansschade subsidiair proportionele aansprakelijkheid slaagt.

Gedaagden hebben betoogd dat voor toepassing van het leerstuk van kansschade geen ruimte is. Enerzijds omdat eiser heeft nagelaten concreet te stellen welke kans volgens hem verloren is gegaan. Anderzijds omdat de voorwaarde voor het toekennen van kansschade vereist dat er sprake is van een reële en derhalve niet zeer kleine kans.

De rechtbank neemt voor de beoordeling van het beroep op kansschade respectievelijk proportionele aansprakelijkheid het arrest van de Hoge Raad van 21 december 2012 (HR:2012: BX7491) tot uitgangspunt. In dit arrest maakt Hoge Raad een duidelijk onderscheid tussen de beide leerstukken.

Ten aanzien van proportionele aansprakelijkheid overwoog de Hoge Raad, dat de rechter in gevallen waarin niet kan worden vastgesteld of de schade is veroorzaakt door een normschending dan wel door een oorzaak die voor risico van de benadeelde zelf komt of door een combinatie van beide oorzaken, en waarin de kans dat de schade door de normstelling is veroorzaakt niet zeer klein noch zeer groot is, de aansprakelijk gestelde persoon mag veroordelen tot schadevergoeding in evenredigheid met de in een percentage uitgedrukte kans dat de schade door de normschending is veroorzaakt.

De rechter dient deze mogelijkheid echter met terughoudendheid toe te passen, hetgeen meebrengt dat hij in zijn motivering dient te verantwoorden dat de strekking van de geschonden norm en de aard van de normschending, waaronder begrepen de aard van de schade, deze toepassing in het concrete geval rechtvaardigt.

De rechtsregel van proportionele aansprakelijkheid is geëigend om een oplossing te bieden voor sommige situaties waarin onzekerheid bestaat over het conditio-sine-qua-non-verband tussen enerzijds de normschending en anderzijds de op zichzelf vaststaande of vast te stellen schade en waarin die onzekerheid haar grond vindt in de omstandigheid dat de schade kan zijn veroorzaakt hetzij door de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis, hetzij door een voor risico van de benadeelde komende omstandigheid, hetzij door een combinatie van beide oorzaken.

Gelet op de strekking en aard van de geschonden norm (de waarschuwings- en informatieplicht van een notaris) en de aard van de schade (vermogensschade) is toepassing van proportionele aansprakelijkheid in het onderhavige geval niet aan de orde.

Betreffende kansschade overwoog de Hoge Raad dat deze leer geëigend is om een oplossing te bieden voor sommige situaties waarin onzekerheid bestaat over de vraag of een op zichzelf vaststaande tekortkoming of onrechtmatige daad schade heeft veroorzaakt en waarin die onzekerheid haar grond vindt in de omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre in de hypothetische situatie dat de tekortkoming of onrechtmatige daad achterwege was gebleven de kans op succes zich in werkelijkheid ook zou hebben gerealiseerd.

De Hoge Raad merkte daarbij op dat om de leer van de kansschade te kunnen toepassen eerst beoordeeld moet worden of conditio-sine-qua-non-verband aanwezig is tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en het verlies van de kans op succes.

Heeft u vragen over het contractenrecht, over schade en schadevergoeding bij wanprestatie of onrechtmatige daad, belt u dan gerust onze advocaat contractenrecht op 020-3980150.