Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 5 november 2019 uitspraak gedaan over de vraag of de kosten van lijkbezorging schulden waren van de nalatenschap.

De grief houdt in dat de rechtbank appellant ten onrechte heeft veroordeeld tot betaling aan geïntimeerde van een bedrag van € 6.349,69 in verband met de kosten van lijkbezorging van erflaatster, die geïntimeerde aan de uitvaartonderneming heeft voldaan.

Appellant voert daartoe onder meer aan dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, op grond van artikel 4:7 lid 1 onder b BW en artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging, geen aansprakelijkheid van hem of de boedel voor de door geïntimeerde betaalde kosten van de lijkbezorging kan worden aangenomen.

Vereffening. Zijn de door de niet-erfgenaam gemaakte kosten van lijkbezorging schulden van de nalatenschap?

De rechter oordeelt als volgt.

Voorop wordt gesteld dat artikel 4:7 lid 1 onder b BW de kosten van lijkbezorging, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene, als een ‘schuld van de nalatenschap’ aanmerkt.

Daarmee is echter nog niet gegeven dat op de vereffenaar van de nalatenschap ook een verplichting rust om de kosten van de lijkbezorging aan een niet-erfgenaam te voldoen.

Daarvoor moet tevens sprake zijn van een rechtsgrond waar een verbintenis tot vergoeding uit voortvloeit.

Vaststaat dat geïntimeerde, die geen mede-erfgenaam van erflaatster is, op eigen naam opdracht heeft gegeven tot het verzorgen van de uitvaart van erflaatster en dat hij, als opdrachtgever, de daaraan verbonden kosten van € 6.349,69 heeft betaald.

Geïntimeerde handelde hierbij voor zich zelf en niet namens de nalatenschap.

De klacht van appellant dat geïntimeerde niet bevoegd was om rechtshandelingen te verrichten die de nalatenschap binden, mist derhalve feitelijke grondslag.

Geïntimeerde heeft zich ook niet beroepen op zaakwaarneming. Daarvoor had geïntimeerde moeten stellen dat hij willens en wetens het belang van appellant als erfgenaam wilde dienen, en daarvan is geen sprake.

Bovendien staat niet vast dat geïntimeerde eerst al het redelijke heeft gedaan om appellant te bereiken voordat hij de opdracht gaf.

Het hof volgt appellant in zoverre dat de omstandigheden dat geïntimeerde opdracht heeft gegeven tot het verzorgen van de lijkbezorging van erflaatster en de daaraan verbonden kosten heeft betaald, op zichzelf beschouwd geen verbintenis tot stand brengen waaruit voor appellant als vereffenaar een vergoedingsplicht als hiervoor bedoeld voortvloeit.

In het geval een niet-erfgenaam opdracht geeft tot uitvoering van de lijkbezorging en de daaraan verbonden kosten vervolgens voldoet, wordt een wettelijke bepaling gemist op grond waarvan deze derde de kosten van de lijkbezorging in een geval als hier aan de orde is, ten laste van de nalatenschap zou kunnen brengen.

Het hof is echter van oordeel dat geïntimeerde zich op redelijke gronden heeft ingelaten met het laten verzorgen van de uitvaart van zijn overleden zus.

Zo heeft appellant in een brief van 18 december 2015 aan erflaatster geschreven dat hij het contact met haar verbreekt. Er heeft daarna ook geen contact meer tussen hen plaatsgevonden. geïntimeerde daarentegen heeft erflaatster in de periode vóór haar overlijden bijgestaan, onder meer door haar te begeleiden bij bezoeken aan artsen en door haar naar andere afspraken te brengen. Verder was ook niet bekend of er naast appellant nog andere erfgenamen waren.

In een enkel wél in de wet geregeld geval komen de kosten van de lijkbezorging ten laste van de nalatenschap.

Artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging bepaalt dat, wanneer niemand anders de uitvaart regelt, de burgemeester daarvoor moet zorgdragen, waarna de kosten van de uitvaart door de gemeente kunnen worden verhaald op de nalatenschap van de erflater.

Voorts heeft de uitvaartverzorger als schuldeiser verhaal op de goederen van de nalatenschap (artikel 4:184 BW).

Bij deze wettelijke bepalingen kan aansluiting worden gevonden voor het oordeel dat in de omstandigheden van dit geval op appellant als vereffenaar wél een verbintenis rust om de begrafeniskosten te vergoeden aan geïntimeerde.

Hoewel een dergelijke verbintenis niet rechtstreeks voortvloeit uit artikel 4:7 BW, vloeit deze in dit geval wel voort uit het stelsel van de wet en de wel in de wet geregelde gevallen (artikel 6:1 BW).

Appellant heeft niet gesteld dat de door geïntimeerde gemaakte kosten niet met de omstandigheden van erflaatster in overeenstemming zijn, zodat geïntimeerde het uit artikel 4:7 lid 1 onder b BW voortvloeiende verhaalsrecht toekomt voor het volledige bedrag van de door hem betaalde kosten.

Geïntimeerde kan daarom die kosten, op grond van het bepaalde in artikel 4:184 lid 1 BW, in ieder geval op de goederen van de nalatenschap verhalen.

De vragen die vervolgens beantwoord moeten worden zijn, of geïntimeerde zich voor zijn vordering uitsluitend kan verhalen op de goederen van de nalatenschap en hoe dat verhaal moet plaatsvinden nu de nalatenschap beneficiair is aanvaard en, voor zover het hof bekend is, nog niet is vereffend, en of geïntimeerde tevens verhaal heeft op appellant als erfgenaam.

Het hof vat de vordering van geïntimeerde om appellant in zijn hoedanigheid van vereffenaar te veroordelen tot betaling op als een vordering tot vaststelling van zijn vorderingsrecht tijdens de vereffening, zoals bedoeld in artikel 4:223 lid 2, eerste zin, BW.

Appellant heeft geen gegevens verstrekt waaruit blijkt uit welke baten en schulden de nalatenschap bestaat en volgens welke rangorde de schulden moeten worden betaald.

Het staat daarom niet zonder meer vast dat geïntimeerde zijn vordering daadwerkelijk volledig op de baten van de nalatenschap zal kunnen verhalen.

Het hof acht het daarom, ook om mogelijke vervolgprocedures te voorkomen, wenselijk om onder aanhouding van verdere beslissingen op de grief een comparitie van partijen te gelasten voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.