Het Gerechtshof Amsterdam heeft enige tijd geleden uitspraak gedaan over een processueel ondeelbare rechtsverhouding in het erfrecht.
De advocaat van de erfgenaam heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat appellante niet ontvankelijk is in haar hoger beroep omdat de erfgenamen slechts gezamenlijk bevoegd zijn tot het verrichten van daden van beheer en beschikking, waaronder het instellen van hoger beroep tegen het bestreden vonnis.
Daarop is namens appellante gesteld dat niet valt in te zien waarom zij niet afzonderlijk hoger beroep kan instellen nu de erfgenaam in eerste aanleg appellante apart en in persoon heeft gedagvaard, en niet gezamenlijk in hun kwaliteit van erfgenamen en vereffenaars van de nalatenschap van de vader.
Vereffening. Processueel ondeelbare rechtsverhouding. Beneficiair aanvaarde nalatenschap. Instellen van hoger beroep.
De rechter oordeelt als volgt.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 4:195 jo. artikel 4:198 BW zijn in het geval van beneficiaire aanvaarding van een nalatenschap de gezamenlijke erfgenamen vereffenaar en oefenen zij hun bevoegdheden als vereffenaar tezamen uit, tenzij de kantonrechter anders bepaalt, en behoudens uitzonderingen die in deze zaak niet aan de orde zijn.
Het gaat in deze zaak om de vraag of appellante de vereffenaars van de nalatenschap van de vader, de vordering van de erfgenaam met inachtneming van de regels van de wettelijke vereffening dienen te voldoen.
Dit geschil betreft een processueel ondeelbare rechtsverhouding waarbij alle betrokkenen bij de nalatenschap van de vader betrokken zijn.
Een beslissing over deze vordering raakt immers zowel appellante als de erfgenamen.
Het is rechtens noodzakelijk dat de beslissing ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen in dezelfde zin luidt.
In een procedure over een dergelijke rechtsverhouding heeft daarom iedere partij in beide instanties het recht jegens de andere bij die rechtsverhouding betrokken partijen om een beslissing daarover te vorderen dan wel verweer te voeren tegen een dergelijke vordering, ongeacht door en tegen wie deze is ingesteld.
Dat betekent dat de rechter zijn beslissing op die vordering slechts kan geven in een procedure waarin allen die bij die beslissing betrokken zijn, partij zijn, zodat de rechterlijke beslissing hen allen bindt.
Dat geldt zowel in eerste aanleg als na aanwending van een rechtsmiddel.
Laat degene die een beslissing wil uitlokken over een processueel ondeelbare rechtsverhouding na om alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in het geding te roepen, dan dient de rechter, naar aanleiding van een daarop gericht verweer dan wel ambtshalve, gelegenheid te geven om de niet opgeroepen personen alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). (Vergelijk Hoge Raad, 10 maart 2017: HR:2017:411).
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.
Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over advocatenkantoor, bezoek dan onze website. Klik dan hier.