Van onze advocaat familierecht. Partijen gaan scheiden. De man heeft tijdens het huwelijk een erfenis gekregen die buiten iedere gemeenschap valt. Het geld is alleen van hem. Maar wat gebeurt er als het geld op een en/of-rekening terecht komt?

Uit de bankafschriften die de man laat zien blijkt dat vanuit de erfenis op 10 september 2001 een storting van ƒ10.000,-, op 11 september 2001 een storting van ƒ 100.000,- , op 16 maart 2002 een storting van € 4.537,- en op 15 juni 2002 een storting van € 9.000,- heeft plaatsgevonden op de Alexrekening die op naam van beide partijen staat.

Op deze rekening staat op datum echtscheiding € 63.453,00. De man heeft derhalve in ieder geval € 63.453,- uit de erfenis ingebracht op deze rekening in de periode van 10 september 2011 tot 15 juni 2002.

In 1999 zijn reeds aandelen gedeponeerd op de Alexrekening. Ten aanzien van deze aandelen is op grond van de overgelegde stukken niet af te leiden hoe deze gefinancierd zijn. Mede gelet op de gezamenlijke tenaamstelling van de rekening, gaat de rechtbank er daarom vanuit dat deze eerste aandelen gefinancierd zijn uit gemeenschappelijk vermogen.

De rechtbank stelt voorop dat het door de man geïnvesteerde bedrag van € 63.453,- in ieder geval voordat dit bedrag werd overgemaakt naar de Alexrekening de gemeenschap viel. Artikel 1:94 lid 2 sub a van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers dat buiten de gemeenschap vallen goederen ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen.

Bij de beoordeling van de vraag hoe het huidige saldo beoordeeld moet worden, gaat het erom of aangetoond kan worden dat het geld dat uit de erfenis afkomstig is, thans nog te identificeren is. Daartoe is alleen ruimte indien deze geldsom te midden van het aanwezige geld nog als een afzonderlijk goed is te onderkennen. Nu de rechtbank niet bekend is welk gedeelte van het saldo op de Alexrekening ziet op de eerder gedeponeerde aandelen en welk gedeelte ziet op het door de man geïnvesteerde bedrag van € 63.453,-, is hiervan in dit geval geen sprake. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het huidige saldo op deze rekening betrokken dient te worden in de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.

Vervolgens dient beoordeeld te worden of de man ten aanzien van de door hem overgemaakte bedragen aanspraak heeft op een vergoedingsrecht. De vrouw stelt dat dit niet het geval is, omdat de stortingen zonder noodzaak hebben plaatsgevonden en als giften aangemerkt moeten worden, althans als betalingen in het kader van een dringende verplichting van moraal en fatsoen.

Dat de man zonder duidelijke noodzaak privégelden heeft overgemaakt op de beleggingsrekening, leidt er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat daarmee reeds aangenomen moet worden dat sprake is van een schenking. Schenking is een overeenkomst die er toe strekt dat de ene partij, de schenker, ten koste van eigen vermogen de andere partij, de begiftigde, verrijkt. Dat in dit geval sprake is van wilsoverstemming over een dergelijke overeenkomst, is door de vrouw onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank aan deze stelling voorbijgaat. Het enkele feit dat volgens de vrouw aan haar zijde sprake was van een andere inkomens- en vermogenspositie dan aan de zijde van de man, maakt bovendien niet dat aangenomen kan worden dat de stortingen van de man aangemerkt dienen te worden als betalingen in het kader van een dringende verplichting van moraal en fatsoen. Beide verweren van de vrouw falen derhalve.

In artikel 1:95 tweede lid BW is bepaald dat indien een goed tot de gemeenschap gaat behoren en een echtgenoot bij de verkrijging uit zijn eigen vermogen aan de tegenprestatie heeft bijgedragen, deze echtgenoot een vergoedingsvordering toekomt, waarvan het beloop overeenkomstig artikel 1:87 tweede en derde lid BW wordt bepaald. De rekening is een contractuele verhouding van partijen richting de bank. Saldi die op de rekening staan, zijn een goed in de zin van artikel 3:1 BW. De rechtbank gaat er zoals reeds overwogen in 2.4.16.13 vanuit dat het door de man geïnvesteerde bedrag van € 63.453,- afkomstig was uit het eigen (privé)vermogen van de man. Op grond van het voorgaande heeft hij derhalve een vergoedingsvordering op de gemeenschap. Uit artikel V lid 3 Overgangsrecht volgt dat op vergoedingsvorderingen die zijn ontstaan op grond van betalingen die voor 1 januari 2012 hebben plaatsgevonden het nominaliteitsbeginsel gehandhaafd blijft. Dit is in beginsel niet anders indien de investering zoals in het onderhavige geval een negatief resultaat heeft gehad, tenzij sprake is van zeer bijzondere omstandigheden op grond waarvan het onaanvaardbaar is dat aanspraak gemaakt wordt op een nominale vergoeding. Nu de man primair verzocht heeft te bepalen dat het huidige saldo van de Alexrekening aan hem toekomt, ziet de rechtbank in deze aanleiding zijn reprise te beperken tot het huidige saldo van de rekening.

Heeft u vragen over een en/of-rekening in het kader van bijvoorbeeld een echtsscheiding? Neemt u dan contact op met onze advocaat familierecht Maddie Wisman.

Lees hier de hele uitspraak.