Van onze advocaat legitieme. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft enige tijd geleden uitspraak gedaan over de uitleg van een testament en over de aanpassing van de legitieme naar internationaal privaatrecht.

In 2008 is overleden D, hierna te noemen de erflaatster.

De erflaatster was in algehele gemeenschap van goederen gehuwd geweest met F sr. Het huwelijk is door het overlijden van laatstgenoemde ontbonden in 1983.

Uit het huwelijk van de erflaatster en F sr. zijn geboren appellant en geïntimeerden.

De erflaatster heeft laatstelijk bij openbaar testament, op 17 februari 2003 verleden voor mr. K, destijds notaris te Slochteren over haar nalatenschap beschikt.

De erflaatster heeft krachtens haar uiterste wil onder meer onder bezwaar van een legaat van ‘een bedrag in contanten ter grootte van zijn legitieme portie’ aan appellant als enige erfgenamen van haar nalatenschap achtergelaten geïntimeerden, ieder voor de helft.

Uitleg van een testament. Legaat? Legitieme portie en Internationaal privaatrecht. Leerstuk van de aanpassing.

De rechter oordeelt als volgt.

De uitlegging van de uiterste wil van de erflaatster

Blijkens het hiervoor overwogene heeft de erflaatster onder meer een legaat van een geldsom ‘ter grootte van zijn legitieme portie’ ten behoeve van appellant gemaakt en hem door de door haar gemaakte erfstelling ten gunste van geïntimeerden middellijk onterfd.

In de stellingen, die geïntimeerden aan het door hen gevorderde ten grondslag leggen, ligt besloten dat zij de zinsnede ‘ter grootte van zijn legitieme portie’ in de uiterste wil van de erflaatster opvatten ‘als ter grootte van hetgeen appellant ten aanzien van zijn legitieme portie te kort zou komen, als het geldlegaat zelf niet ware gemaakt’.

Daarentegen ligt in de stellingen die appellant aan het door hem gevorderde ten grondslag legt, besloten dat hij de zinsnede ‘ter grootte van zijn legitieme portie’ opvat als ‘ter grootte van een bedrag dat gelijk is aan zijn rekenkundig aandeel in de legitimaire massa’.

Bij deze opvatting wordt derhalve – anders dan bij die van geïntimeerden – geabstraheerd van hetgeen hij onder de levenden of bij dode door toedoen van de erflaatster mocht hebben verkregen.

Het hof is van oordeel dat met toepassing van de uitleggingsmaatstaf van art. 4:46 lid 1 BW de zinsnede ‘ter grootte van zijn legitieme portie’ is op te vatten als door geïntimeerden stilzwijgend voorgestaan.

Appellant heeft naar het hof van het oordeel niet, althans niet overtuigend, inzichtelijk gemaakt om welke redenen bij de uitlegging van de uiterste wil van de erflaatster geabstraheerd zou moeten worden van hetgeen hij onder de levenden of bij dode door toedoen van de erflaatster heeft verkregen.

De aanpassing van de regeling van de legitieme portie

Art. 2:285 BW bepaalt dat het doel van een stichting niet mag inhouden het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen noch ook aan anderen, tenzij wat deze laatsten betreft de uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben.

Daardoor ontbreekt in het Nederlandse recht in de wettelijke regeling van de legitieme portie een specifieke bepaling voor een situatie als de onderhavige waarin de erflaatster een bedrag in een stichting naar buitenlands recht heeft onderbracht, terwijl aanvankelijk de erflaatster zelf de exclusieve begunstigde van de stichting was en na haar overlijden appellant en geïntimeerde dat zijn geworden.

Bij de berekening van hetgeen appellant ten aanzien van zijn legitieme portie tekort komt, welke berekening nodig is om de grootte van het te zijnen behoeve gemaakte geldlegaat te berekenen, behoeft derhalve de wettelijke regeling van de legitieme portie in zodanige mate aanpassing aan het buitenlandse element van het te beoordelen geval dat de ratio en de opzet ervan tot hun recht komen.

Met de grief komt appellant op tegen de afwijzing door de rechtbank van zijn vordering als oorspronkelijk eiser in conventie om vast te stellen dat de legitimaire massa van de nalatenschap van de erflaatster wordt vermeerderd met een bedrag groot € 3.126.532,- en voorts te bepalen dat zijn vordering op die nalatenschap wegens zijn legitieme portie dientengevolge met een bedrag van € 521.088,67 toeneemt.

Appellant legt aan zijn vordering ten grondslag dat de handeling van de erflaatster, namelijk het inbrengen van een bedrag van € 3.126.532,-, als een bij de berekening van zijn legitieme portie in aanmerking te nemen schenking is aan te merken.

Het hof overweegt dienaangaande het volgende.

In de omschrijving van de vordering heeft appellant gerept van de vordering wegens zijn legitieme portie.

Het hof begrijpt dat hij daarmee zijn vordering op het oog heeft uit hoofde van het door de erflaatster ten behoeve van hem gemaakte legaat van een geldsom, waarvan de grootte gelijk is aan beloop van zijn legitieme portie, en hij kortheidshalve van de vordering wegens zijn legitieme portie spreekt.

Appellant heeft naar het oordeel van het hof niet met kracht van argumenten inzichtelijk gemaakt waarom er geen onmiddellijk verband zou bestaan tussen het door de erflaatster in de stichting ingebrachte bedrag en de omstandigheid dat zij aanvankelijk de exclusieve begunstigde van de stichting was en na haar overlijden dat hij en geïntimeerde dat zijn geworden.

Het hof kan daarom appellant niet volgen in zijn redenering dat te dezen sprake zou zijn van een schenking aan de stichting, zodat uit hoofde van de schenking voor de berekening van de legitimaire massa een bijtelling van het bedrag van € 3.126.532,- zou moeten plaatsvinden en dientengevolge het beloop van zijn rekenkundige aandeel in de legitimaire massa met een bedrag van € 521.088,67 zou moeten worden verhoogd.

Het hof verwerpt alle met dit oordeel strijdige stellingen van appellant als niet ter zake doende.

Gelet op het hiervoor overwogene, is de vordering van appellant als oorspronkelijk eiser in conventie om vast te stellen dat de legitimaire massa van de nalatenschap van de erflaatster wordt vermeerderd met een bedrag groot € 3.126.532,- en voorts te bepalen dat zijn vordering op die nalatenschap wegens zijn legitieme portie dientengevolge met een bedrag van € 521.088,67 toeneemt, niet toewijsbaar.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over de vereffening en verdeling van een nalatenschap, over de legitieme of over het kindsdeel, over de uitleg van een testament, over de afgifte van een legaat, over het internationaal erfrecht en het Internationaal privaatrecht (IPR) of over het internationaal procederen in erfrechtzaken, over rechtsmacht en het toepasselijk recht, ook na de Brexit, belt u dan gerust onze advocaat legitieme op 020-3980150.