Van onze advocaat erfrecht. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 19 september 2017 uitspraak gedaan over de vraag of een voorschot op een erfdeel gelijk te stellen is met een verkrijging krachtens erfrecht.

Voor zover de vrouw heeft willen betogen dat een voorschot op een erfenis gelijk is te stellen aan een verkrijging krachtens erfrecht waarop de uitsluitingsclausule in een testament van toepassing is, oordeelt de rechter in andere zin.

Van een verkrijging krachtens erfrecht en toepasselijkheid van een testament kan pas sprake zijn na het overlijden van de gever(s).

Van de zijde van de vrouw zijn twee getuigen gehoord: de vrouw als partijgetuige en haar vader.

De verklaringen van de vrouw en haar vader komen erop neer dat de vader haar een voorschot op de erfenis wilde geven, dat hij daarom van zijn spaarrekening geld heeft overgemaakt en gestort op de rekening van de hypotheekbank van partijen, en dat dit voorschot op het erfdeel alleen voor de vrouw was.

De vader heeft verder nog verklaard dat hij bij de overboeking van het bedrag van zijn spaarrekening naar zijn lopende rekening heeft gezet dat het bestemd was voor de vrouw, en dat hij heeft geprobeerd de storting naar de hypotheekbank van partijen op naam van de vrouw te doen, maar dat dit niet kon omdat de rekening bij de hypotheekbank op beider naam was.

Vader heeft bij de overboeking van zijn spaarrekening naar zijn lopende rekening gezet “voor de vrouw”, omdat het voor haar was en haar erfdeel was.

In zijn testament heeft hij bepaald dat zijn kleindochter een schenking en de andere kinderen een erfdeel krijgen, waarbij de andere aangetrouwden zijn uitgesloten.

De vader heeft voorts verklaard dat zij vervolgens naar de notaris zijn gegaan en het hebben geformaliseerd. De vrouw heeft daarover verklaard dat, toen zij haar ouders had verteld dat zij ging scheiden, de vader contact heeft opgenomen met de notaris en, om de afspraak te bekrachtigen, een akte is opgesteld.

Blijkens de door de vrouw overgelegde kopie van de bankrekeningen van de vader is op 31 oktober 2013 een bedrag van € 28.000,- bijgeschreven met de omschrijving: “aflossing schenking (met naam van de vrouw) ” en vervolgens een bedrag van € 28.000,- afgeschreven naar de rekening van de bank met de omschrijving “extra aflossing”.

De man heeft verklaard dat de vader een belastingvrije schenking heeft gedaan om de hypotheek af te lossen en dat hij de ouders van de vrouw daarvoor heeft bedankt. Noch toen noch op enig ander moment is gezegd dat de schenking niet ook voor hem zou zijn of buiten de gemeenschap zou vallen. Dat kwam pas ter sprake toen partijen in de echtscheidingsprocedure verwikkeld waren. Hij vroeg toen om de uitsluitingsclausule en die was opgemaakt op 2 of 6 februari 2015, anderhalf jaar na de schenking.

Schenking onder uitsluitingsclausule. Is een voorschot op een erfenis gelijk te stellen met een verkrijging krachtens erfrecht?

De rechter oordeelt als volgt.

Uit geen van de verklaringen van de zijde van de vrouw, bezien in samenhang met de overgelegde kopie van “mijn ING Overzicht” en de verklaring van de man, komen voldoende aanknopingspunten naar voren voor de juistheid van de stelling van de vrouw dat de voorwaarden, waaronder de uitsluitingsclausule, bij de schenking zijn gesteld.

Dat de vader en de vrouw mondeling ten tijde van de schenking, de storting op de rekening van de hypotheekbank van partijen, hebben afgesproken dat de schenking alleen voor de vrouw was bedoeld en onder uitsluitingsclausule is gedaan, is niet komen vast te staan.

De vrouw heeft niets verklaard waaruit blijkt dat deze voorwaarde op dat moment tussen haar en de vader is besproken. Uit haar verklaring dat zij, toen de vader de schenking in werking zette en geld overgemaakte, de man heeft verteld dat het voorschot op haar erfenis voor haar alleen was, blijkt niet dat de vader dit zo met haar heeft besproken.

De vader heeft verklaard dat hij een belastingvrije schenking wilde doen, dat maximaal € 28.000,- boetevrij kon worden overgemaakt naar de hypotheekverstrekker en dat hij het geld van de spaarrekening via de lopende rekening heeft overgemaakt naar de hypotheekverstrekker. Vervolgens heeft hij verklaard “Wij hadden het mondeling zo besproken. Zoals ik het net verklaard heb.” Van een mondelinge afspraak dat de schenking alleen voor de vrouw zou zijn of onder uitsluitingsclausule werd gedaan blijkt daaruit niet.

Anders dan de vader van de vrouw heeft verklaard, is de omschrijving bij de overboeking van de spaarrekening naar de lopende rekening voor de aflossing van de schenking de vrouw.

Uit deze omschrijving volgt niet zonder meer dat sprake is van een schenking met uitsluitingsclausule aan de vrouw, nog daargelaten dat de schenking niet op dat moment plaatsvond en bovendien bij de overboeking van de ene rekening van de vader naar een andere rekening van de vader, niet kan worden gesproken van een jegens de vrouw, gemaakt beding.

De omschrijving bij de overboeking van de lopende rekening van de vader naar de rekening van de bank van partijen, zijnde het moment waarop de gift tot stand komt en het moment waarop de uitsluitingsclausule dient te worden gemaakt, luidt “extra aflossing”. Dat het toen de bedoeling was alleen aan de vrouw een schenking te doen onder uitsluitingsclausule, maar dat dit niet als omschrijving bij de overboeking kon worden opgenomen als gevolg van de regels van de bank, is gelet op de betwisting door de man, niet komen vast te staan. De vermelding van de naam van de man en de vrouw, “extra aflossing” biedt, in het licht van de onbetwiste verklaring van de man dat hij de ouders van de vrouw voor de schenking heeft bedankt en dat er toen niet is gezegd dat de schenking niet voor hem zou zijn of buiten de gemeenschap zou vallen, eerder aanknopingspunten voor een schenking zonder uitsluitingsclausule.

Voor zover de vrouw heeft willen betogen dat een voorschot op een erfenis gelijk is te stellen aan een verkrijging krachtens erfrecht waarop de uitsluitingsclausule in een testament van toepassing is, oordeelt de rechter anders. Van een verkrijging krachtens erfrecht en toepasselijkheid van een testament kan pas sprake zijn na het overlijden van de gever(s).

Uit het voorgaande volgt dat de vrouw niet is geslaagd in haar bewijsopdracht. De grief faalt.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over de vereffening of verdeling van een erfenis, over een gift of schenking in het erfrecht, over een uitsluitingsclausule of over een voorschot op een erfenis, belt u dan gerust onze advocaat erfrecht op 020-3980150.