Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan over een overeenkomst van opdracht, het verschuldigde loon en over de vergoeding van gemaakte kosten.

Het hof staat allereerst voor de vraag wat partijen zijn overeengekomen.

Er is volgens appellanten sprake van een overeenkomst van opdracht ten aanzien van het stallen, verzorgen en trainen van de paarden.

Nu partijen geen expliciete afspraken hebben gemaakt over het aan appellanten toekomende loon is geïntimeerde op grond van artikel 7:405 BW een redelijk loon verschuldigd en op grond van artikel 7:406 BW ook de onkosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht, aldus de advocaat.

Overeenkomst van opdracht. Verschuldigd loon. Gebruikelijk of redelijk loon. Vergoeding van onkosten.

De rechter oordeelt als volgt.

Vaststaat dat de paarden zijn gestald, verzorgd en getraind door appellanten en dat daar kosten voor zijn gemaakt.

Het stallen, verzorgen en trainen van de paarden door appellanten kwalificeert als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 e.v. BW.

Het betreft immers een overeenkomst waarbij appellanten zich jegens geïntimeerde heeft verbonden anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.

Nu onvoldoende is gesteld en onderbouwd dat en zo ja, welke afspraken door partijen zouden zijn gemaakt omtrent het verschuldigde loon, is geïntimeerde op grond van artikel 7:405 lid 2 BW het op de gebruikelijke wijze berekende loon, of bij gebreke daarvan een redelijk loon aan appellanten verschuldigd.

Ook is geïntimeerde op grond van artikel 7:406 lid 1 BW aan appellanten de onkosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht verschuldigd, voor zover deze niet in het loon zijn begrepen.

Over de stallings- en trainingskosten van de paarden heeft appellanten zich in eerste aanleg bij akte van 11 januari 2017 uitgelaten en deze berekend op een bedrag van € 753,58 per maand per paard, exclusief dierenarts- en hoefsmidkosten en de overige kosten.

Dit bedrag heeft appellanten onderbouwd door een overzicht te voegen van de kosten per maand per paard.

Uit dit overzicht blijkt een bedrag aan onkosten van krachtvoer € 47,58, ruwvoer € 58,40 en stalbedekking van € 77,40 aldus in totaal € 183,38 per maand per paard.

Dit bedrag betreft onkosten in de zin van artikel 7:406 BW.

Geïntimeerde heeft onvoldoende betwist dat deze kosten redelijk zijn.

Dat betekent dat aan appellanten een bedrag toekomt voor de periode van december 2013 tot 1 oktober 2015 van 22 maanden x € 183,38 dus € 4.034,36 per paard x 2 is € 8.068,72 voor beide paarden.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat contractenrecht over het contractenrecht, over een overeenkomst van opdracht, over aanneming van werk, over lastgeving of zaakwaarneming, belt u dan gerust onze advocaat contractenrecht op 020-3980150.

Wilt u meer weten over het contactenrecht of over het ondernemingsrecht, bezoek dan onze website over het contractenrecht. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor, bezoek dan onze website. Klik dan hier.