Van onze advocaat verdeling erfenis. Op 1 maart 2017 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan over het ontslag van vereffenaars van een erfenis en over de verdere afwikkeling en verdeling van de nalatenschap.
In geschil was het ontslag van de vereffenaars en de benoeming van een opvolgend vereffenaar van de nalatenschap van de erflater. Erflater was de vader van appellante en de belanghebbenden, de enige erfgenamen van erflater.
De advocaat van de erfgenaam verzoekt de rechter de vereffenaars van de nalatenschap te ontslaan, een opvolgend vereffenaar te benoemen en de vereffenaars te bevelen aan de opvolgend vereffenaar rekening en verantwoording met betrekking tot hun beheer af te leggen.
Appellante als erfgenaam stelt zich op het standpunt dat de vereffenaars zodanig tekortschieten, dat van appellante niet kan worden gevergd dat de nalatenschap waarin zij deelgenoot is nog langer wordt beheerd door de aangestelde vereffenaars. Volgens appellante zijn er gewichtige gronden voor hun ontslag. Zij voert daartoe kort weergegeven het volgende aan: de handelwijze van de vereffenaars en het uitblijven van acties en voortgang ten aanzien van de aanvaarding en afgifte van het legaat en het ontbreken van een boedelbeschrijving bijna een jaar na de aanstelling van de vereffenaars. Geconcludeerd kan worden dat de vereffenaars niet voortvarend te werk zijn gegaan.
De advocaat van de vereffenaars betwist dat de vereffenaars in ernstige mate zouden zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen. Er zijn derhalve geen gewichtige redenen voor ontslag.
Ontslag van vereffenaars op grond van gewichtige redenen
Het hof overweegt als volgt. Het ontslag van de vereffenaars op verzoek van een erfgename kan slechts worden verleend wanneer sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 4:206 lid 5 BW. Daarvan is sprake indien de vereffenaar in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen of daartoe ongeschikt is.
Uit de stukken en het ter terechtzitting verhandelde is gebleken dat de vereffening van de nalatenschap in een vergevorderd stadium verkeert. Hetgeen thans nog resteert is de afgifte van het legaat van de woning in Spanje. De vereffenaars vertegenwoordigen de erfgenamen in en buiten rechte. Het is naar het oordeel van het hof in beginsel aan de vereffenaars te bepalen wie het beheer voert ten aanzien van een in het buitenland gelegen onroerend goed. Dit geldt temeer nu de legataris, die inmiddels aan haar verplichting tot inbreng van de waarde van het onroerend goed in de nalatenschap heeft voldaan, dit beheer voert, dan wel heeft gevoerd.
De verwijten die appellante maakt komen er naar het oordeel van het hof in de kern op neer dat zij ten onrechte kosten zouden maken ten laste van de boedel. De vraag of dit het geval is komt echter pas aan de orde in de volgende fase van de vereffening, namelijk indien de vereffenaars op de voet van artikel 4:221 lid 3 BW na voltooiing van de vereffening rekening en verantwoording afleggen aan degenen die recht hebben op de afgifte van het overschot van de nalatenschap, hier dus de erfgenamen. Appellante heeft immers niet bestreden dat de vereffenaars ingevolge artikel 4:221 lid 2 geen rekening en verantwoording en een uitdelingslijst behoeven neer te leggen binnen de termijn als bedoeld in artikel 4:218 lid 1 BW, zodat het hof daarvan uitgaat.
Gelet op het overwogene, komt het hof tot de conclusie dat geen sprake is van een gewichtige reden voor ontslag van de vereffenaars. Dit nog daargelaten dat het ontslag van de huidige vereffenaars, gelet op het stadium waarin de afwikkeling van de nalatenschap zich bevindt, het hof ongewenst voorkomt omdat zulks kostenverhogend en vertragend zal werken.
Heeft u vragen over de afwikkeling en vereffening van een erfenis, benoeming of ontslag van vereffenaars of het afleggen van rekening en verantwoording, belt u dan gerust met onze advocaat verdeling erfenis.