Van onze advocaat kindsdeel. De Rechtbank Midden-Nederland heeft op 7 september 2018 uitspraak gedaan over een benoeming van een bijzonder curator. Naast het gewoon bewind op grond van artikel 1:253i lid 4 sub c BW was er sprake van testamentair bewind zoals geregeld in artikel 4:153 e.v. BW. Benoeming door de rechter van een bijzondere curator in verband met tegenstrijdige belangen rondom de minderjarige.

De moeder van minderjarige heeft bij testament van 2 mei 2018 de verzorger van de minderjarige benoemd tot voogd over minderjarige. De moeder was bang dat de belangen van de minderjarige zouden worden verwaarloosd indien de vader met het gezag over de minderjarige zou worden belast. Daarnaast is de stiefvader al jaren betrokken bij de verzorging en opvoeding van de minderjarige.

Bij brief van 24 juli 2018 heeft de verzorger de rechtbank geïnformeerd dat hij de voogdij aanvaardt.

Naast het gewoon bewind is er sprake van een testamentair bewind. Benoeming bijzondere curator in verband met tegenstrijdige belangen rondom de minderjarige.

De rechtbank overweegt als volgt.

Op grond van artikel 1:292 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een ouder bij uiterste wilsbeschikking bepalen welke persoon dan wel welke twee personen na zijn dood voortaan als voogd onderscheidenlijk als gezamenlijke voogden het gezag over zijn kinderen zullen uitoefenen.

In artikel 1:293 sub a BW is echter bepaald dat de door de ouder getroffen regeling geen gevolg heeft of vervalt indien na zijn overlijden de andere ouder van rechtswege (of krachtens rechterlijke beschikking) het gezag over zijn kinderen uitoefent.

Dit is thans het geval, aangezien de vader van rechtswege is belast met het gezag over de minderjarige.

Bovendien staat er geen aantekening in het gezagsregister waaruit iets anders blijkt. Dit betekent dat enkel de vader belast is met het gezag over de minderjarige.

Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting hebben de vader en stiefvader de wens kenbaar gemaakt om gezamenlijk met het gezag over de minderjarige belast te worden.

Op grond van artikel 1:253t lid 1 BW kan, indien het gezag over een kind bij één ouder berust, de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten.

Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt in het geval dat het kind tevens in een familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, het verzoek slechts toegewezen indien de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad en de ouder die het verzoek doet, op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.

Artikel 1:253t lid 3 BW bepaalt dat een verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.

De rechtbank adviseert de vader en de verzorger, indien zij het gezamenlijk gezag over de minderjarige willen uitoefenen, contact op te nemen met het juridisch loket of een advocaat.

Naast de gezagskwestie speelt ook de erfrechtelijke kwestie in deze zaak.

Over hetgeen de minderjarige uit de nalatenschap van de moeder verkrijgt is bij testament van 2 mei 2018 overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:253i lid 4 sub c BW de verzorger tot bewindvoerder benoemd.

Uit het testament blijkt dat het bewind voortduurt nadat de minderjarige meerjarig is geworden, namelijk tot zijn vijfentwintigste verjaardag (dit geldt tevens voor de meerderjarige broer van de minderjarige).

Met andere woorden: naast het bewind op grond van artikel 1:253i lid 4 sub c BW is er – naar de rechtbank begrijpt – sprake van testamentair bewind zoals geregeld in artikel 4:153 e.v. BW.

Het feit dat de verzorger enerzijds de bewindvoerder is en de vader anderzijds met het gezag is belast, maakt dat de situatie juridisch complex is.

Ter zitting is gebleken dat de erfenis nog niet beneficiair aanvaard is en dat stiefvader niet heeft gesproken over zijn verplichtingen als bewindvoerder.

Uit het testament komt ook naar voren dat er spanningen zijn in de familie. Onder deze omstandigheden is er een situatie dat er sprake is van tegenstrijdige belangen rondom de minderjarige.

Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een situatie als bedoeld in 1:250 BW.

De rechtbank benoemt daarom een bijzondere curator en geeft de opdracht:

– de positie van de minderjarige ten aanzien van de nalatenschap te bezien en te bekijken;

– wat de stand van zaken is inzake de afwikkeling van de nalatenschap waarin de minderjarige gerechtigd is;

– wat er in en buiten rechte in de minderjarige belang dient te gebeuren en de daartoe noodzakelijk rechtshandelingen te verrichten en zo nodig verzoeken bij de rechtbank te doen.

De rechtbank zal de benoeming voor één jaar laten duren, zodat er duidelijkheid over het einde van de werkzaamheden is.

Mocht de bijzondere curator eerder ontslagen wensen te worden, kan zij dit de rechtbank schriftelijk in overweging geven. Indien verlenging in haar visie nodig is, kan zij daartoe zo nodig op termijn een verzoek indienen.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over de vereffening en verdeling van een erfenis, over het kindsdeel of over de legitieme, over de uitleg van een testament of over bewind in het erfrecht, belt u dan gerust onze advocaat kindsdeel op 020-3980150.