Na de Brexit : de juridische gevolgen voor de Nederlandse contractspraktijk.
Wat gaat de komende Brexit voor het Nederlandse internationale handels- en contractenrecht betekenen? Een definitieve “harde of zachte” Brexit zal grote juridische gevolgen hebben voor ondernemers in Nederland, die contracteren met ondernemingen die gevestigd zijn in het Verenigd Koninkrijk (VK).
De belangrijkste veranderingen voor het contractenrecht, die na een definitieve Brexit zullen plaatsvinden, betreffen met name de vraag in welke gevallen de Nederlandse rechter nog rechtsmacht toekomt en welk recht de rechter dan vervolgens dient toe te passen. Kortom, wat zijn de gevolgen van de uittreding van de VK voor het toepasselijke recht op een gesloten overeenkomst met een Britse wederpartij en wanneer, en in welke gevallen, is de Nederlandse rechter dan (nog) bevoegd over een contractueel geschil een uitspraak te doen?
Brexit en de overgangsperiode.
Indien niet vóór 29 maart 2019 een akkoord is gesloten tussen het VK en de Europese Unie (EU) is vanaf 29 maart 2019 de EU-regelgeving niet meer van toepassing op het VK.
In het voorlopig akkoord is echter een overgangsperiode afgesproken van de geldigheid van de EU-regels. Bepaalt is dat er een overgangsperiode zal zijn van 30 maart 2019 tot 31 december 2020. Het EU recht zal van toepassing blijven in het VK gedurende deze periode. De verwachting is dat bij een nieuw akkoord deze overgangsperiode gehandhaafd blijft.
Brexit en bestaande contracten.
Een contract gesloten vóór een definitieve Brexit is en blijft bindend. De gemaakte contractuele afspraken blijven dus onverkort geldig, ook nadat de Brexit een feit is geworden. Voor bestaande contracten bestaat er dus geen gevaar dat de rechten en verplichtingen, die zijn neergelegd in het contract, door een Brexit verloren gaan.
Wat betekent de Brexit voor de twee belangrijke EU-verordeningen in het internationaal contractenrecht, te weten, de Verordening Brussel Ibis (die de bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken regelt) en de Verordening Rome I (dat het toepasselijk recht op verbintenissen uit overeenkomsten vaststelt)?
Brexit en de Nederlandse rechtsmacht: de bevoegdheid van de rechter en de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen.
Ten aanzien van de vraag welke rechter bevoegd is, en voor vragen inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen, zal de Verordening Brussel Ibis in de overgangsperiode van toepassing blijven, dat wil zeggen tot 31 december 2020, mits het vonnis is gewezen in een juridische procedure, die aanhangig is gemaakt vóór het einde van de overgangsperiode. Indien een rechterlijke procedure wordt overwogen is het dus raadzaam deze nog vóór 31 december 2020 aanhangig te maken.
Na de Brexit kan de Nederlandse rechter bij het bepalen van de rechtsmacht terugvallen op bestaande bilaterale en multilaterale verdragen. De meeste van deze verdragen werden door het EU-recht buiten spel gezet maar bij een definitieve Brexit “herleven” deze verdragen weer en kunnen door de rechter (weer) worden toegepast.
Zo bestaat bijvoorbeeld tussen Nederland en het VK het Verdrag betreffende de wederkerige erkenning en ten uitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken van 17 november 1967. Dit verdrag blijft nog steeds van toepassing tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk, waardoor de erkenning en de tenuitvoerlegging van Nederlandse vonnissen in het Verenigd Koninkrijk ook mogelijk blijft na een Brexit.
De Nederlandse rechter kan bij het bepalen van de rechtsmacht na een Brexit altijd terugvallen op de bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betreffende de rechterlijke bevoegdheid in internationale zaken. In de artikelen 1 tot en met 14 Rv zijn de verwijzingsregels te vinden die de Nederlandse rechtsmacht bepalen. Het treffen van een voorlopige voorziening in kort geding is altijd mogelijk op grond van artikel 13 Rv.
Brexit : rechtskeuze en het toepasselijk recht op verbintenissen uit overeenkomst.
De Verordening Rome I inzake het toepasselijk recht op verbintenissen uit overeenkomsten zal van toepassing blijven op overeenkomsten die tot stand zijn gekomen vóór het einde van de overgangsperiode, dat wil zeggen tot en met 31 december 2020. Het is dus raadzaam om nog een contract af te sluiten vóór 31 december 2020 en daarin de keuze voor de toepassing van het Nederlands recht op te nemen.
De Rome I- verordening stelt namelijk voorop dat in beginsel het recht van het land dat partijen gekozen hebben op de overeenkomst van toepassing is.
Voor de situatie dat geen rechtskeuze is gemaakt geeft de Rome I-verordening objectieve verwijzingsregels aan de hand waarvan het toepasselijke recht kan worden vastgesteld.
Op 1 januari 2021 gaat dit natuurlijk allemaal veranderen. Vanaf dat moment is de Rome I-verordening niet meer van toepassing binnen het VK.
Als een Britse partij op of na die datum bij een Britse rechter een vordering instelt op grond van een overeenkomst met een Nederlandse (of Europese) wederpartij, zal de Britse rechter niet meer op basis van de Rome I-verordening, maar op grond van het eigen (internationaal) privaatrecht moeten beoordelen welk recht op de overeenkomst van toepassing is. Op dat moment is het niet meer te voorspellen tot welk toepasselijk recht de Britse rechter in dat geval zal komen. Dit brengt natuurlijk aanzienlijke onzekerheid met zich mee.
Voor contracten die nu nog gesloten worden kan vrij eenvoudig door de contractspartijen op een Brexit geanticipeerd worden. Om toekomstige verrassingen over het op de overeenkomst toepasselijke recht te voorkomen is het aan te bevelen uitdrukkelijk een rechtskeuze op te nemen in de te sluiten overeenkomst. Een rechtskeuze voor het recht van een land dat wel lid blijft van de Europese Unie, zoals Nederland, biedt dan de meeste zekerheid.
Voor reeds gesloten overeenkomsten, waarin geen rechtskeuze is vastgelegd, bestaat de mogelijkheid om over het alsnog opnemen van een rechtskeuze met de wederpartij te onderhandelen. Ook bestaat de mogelijkheid in een zogenoemd addendum (een aanvulling op een bestaande overeenkomst) een rechtskeuze alsnog te (laten) opnemen of daarin een gemaakte rechtskeuze aan te passen. Beide contractspartijen zijn immers gediend met de rechtszekerheid binnen hun contractuele verhoudingen.
Is er in uw huidige contracten niet geregeld welk recht op het contract van toepassing is dan kunt u hierover dus opnieuw onderhandelen. In een aanvulling op het contract kan dan alsnog worden bepaald welk recht op het contract uiteindelijk van toepassing zal zijn.
Bent u klaar voor de Brexit?
Laat u zich niet onaangenaam verrassen en voorkom onnodige juridische complicaties. Bereid u voor op de gevolgen van de Brexit en zorg tijdig voor vakkundig juridisch advies en een degelijke ondersteuning. Vereist is aandacht en expertise. Ons advies is op maat gesneden en toegespitst op uw situatie. Bij ons bent u in goede handen.
Heeft u een vraag over de juridische gevolgen van de Brexit voor de internationale contractenpraktijk, over het openbreken van, en het onderhandelen over, bestaande contracten om de gevolgen van de Brexit op te vangen, bijvoorbeeld door het alsnog te laten opnemen van een rechtskeuze of deze te veranderen, of een vraag over het minimaliseren van de juridische gevolgen van de Brexit voor toekomstige, nog af te sluiten, contracten, of over het procederen na (of lopende) de Brexit, belt u dan gerust onze advocaat internationaal contractenrecht op 020-3980150.