Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 5 november 2019 uitspraak gedaan over een lening als voorschot op de erfenis en de vraag of de terugbetaling van de lening pas mogelijk was na het overlijden van de langstlevende.
Het gaat in deze procedure primair om de vraag of moeder terugbetaling kan vorderen van de aan geïntimeerde verstrekte leningen.
Lening als voorschot op de erfenis. Is de terugbetaling pas mogelijk na het overlijden van de langstlevende?
De rechter beantwoordt deze vraag bevestigend op grond van de volgende redenering.
De rechter oordeelt als volgt.
De geldleningen dateren van voor 1 januari 2017, zodat daarop het oude recht van de artikelen 7A:1791 tot en met 1810 BW van toepassing is.
Op grond van artikel 7A:1797 BW kan de uitlener, indien geen termijn voor de terugbetaling is overeengekomen, het uitgeleende bedrag terugvorderen, waarbij de rechter enig uitstel kan toestaan.
Onder het nu geldende recht (artikel 7:129e BW) is die termijn gesteld op 6 weken.
Geïntimeerde heeft gesteld dat wel een termijn is gesteld voor terugbetaling, namelijk het overlijden van de langstlevende ouder.
Op grond van die afspraak, die niet op schrift is gesteld, zou moeder de leningen niet zelf kunnen opeisen.
De rechtsfiguur van een door de uitlener zelf nooit opeisbare geldlening die pas bij diens overlijden opeisbaar wordt, is niet expliciet in de wet geregeld.
Het oude recht kende nog de tamelijk obsolete figuur van de ‘gevestigde of altijddurende rente’ (de artikelen 7A:1808 tot 1810 BW), maar die regeling is in dit geval niet toepasbaar omdat volgens geïntimeerde wel een moment van opeisbaarheid is bepaald.
Ook verder kan deze regeling geïntimeerde niet baten, omdat op grond van artikel 7A:1809 BW de hoofdsom in ieder geval opeisbaar is indien de verschuldigde rente tenminste 2 jaar niet is betaald.
Daarvan is in dit geval sprake, omdat geïntimeerde de rente over lening 1 al jaren feitelijk niet betaalt.
Uitlener en lener kunnen wel de afspraak maken dat een geldlening bij leven niet terugbetaald hoeft te worden en, in de familiesfeer, feitelijk het karakter krijgt van een voorschot op de erfenis.
Een dergelijke lening komt dicht in de buurt van de schenking.
De opeisbaarheid bij overlijden is dan bedoeld om bevoordeling van de ene erfgenaam bij leven na het overlijden recht te trekken, op een vergelijkbare wijze als de inbreng van schenkingen.
Dat van schenkingen in dit geval geen sprake is, staat tussen partijen vast.
De vraag is dan of een dergelijke afspraak de uitlener daadwerkelijk tot zijn dood bindt of dat een zodanige afspraak opzegbaar is.
De rechter oordeelt met partijen dat een duurovereenkomst die, zoals in dit geval, voor onbepaalde tijd is aangegaan, in beginsel opzegbaar is (vgl. Hoge Raad, 28 oktober 2011, HR:2011:BQ9854 en Hoge Raad, 14 juni 2013, HR:2013:BZ4163).
Dit neemt niet weg dat een dergelijke overeenkomst naar de bedoeling van partijen niet-opzegbaar kan zijn (Hoge Raad, 15 april 2016, HR:2016:660).
Aangezien moeder en geïntimeerde het niet eens zijn over wat vader en geïntimeerde bij het aangaan van het samenstel van de diverse uitgeleende bedragen zijn overeengekomen en over de terugbetaling hebben bedoeld te regelen, al dan niet met stilzwijgende instemming van moeder, moet het antwoord op die vraag worden gegeven aan de hand van een door het hof te geven uitleg van die geldleningen.
Daarbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de leenovereenkomsten mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR:1981:AG4158, Haviltex).
Hierbij spelen redelijkheid en billijkheid een rol.
Het probleem voor geïntimeerde is, dat de meeste geldleningen niet op papier zijn gezet en dat het enige contract dat wel is opgemaakt (de schuldbekentenis genoemd) juist niet van niet-opeisbaarheid van de geldlening bij leven uitgaat.
Ook als er van wordt uitgegaan dat vader in een later stadium de bedoeling had dat de geldleningen bij zijn leven niet door geïntimeerde terugbetaald behoefden te worden (zoals de kantonrechter uit de afgelegde getuigenverklaringen heeft afgeleid), dan nog volgt daaruit op zichzelf niet dat deze afspraak niet opzegbaar was.
Het antwoord op de vraag of vader daadwerkelijk met geïntimeerde een dergelijke afspraak over de geldleningen heeft gemaakt, kan dan ook in het midden blijven.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat kindsdeel over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat kindsdeel op 020-3980150.
Wilt u meer weten over het kindsdeel, bezoek dan onze website over het kindsdeel. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.