Van onze advocaat contractenrecht. De Rechtbank Noord-Holland heeft enige tijd geleden in “gewone taal” een verzoek om een vaststelling van een beslagvrije voet afgewezen.

Het gaat in deze zaak om de vraag of V als deurwaarder veroordeeld moet worden om een beslagvrije voet vast te stellen over de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017.

Kantonrechter wijst in “gewone taal” verzoek om vaststelling van een beslagvrije voet af

De rechter oordeelt als volgt.

Volgens verzoeker kon deze zaak gestart worden met een verzoek, zoals hij heeft gedaan. Dat is niet juist.

Zaken die gaan over de beslagvrije voet moeten worden ingediend bij de rechtbank, afdeling Civiel, en niet bij de afdeling Kanton.

Dat moet met een advocaat en met een dagvaarding.

In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is dat zo geregeld (artikel 438 Rv). In twee gevallen kan bij uitzondering wel een verzoek worden gedaan bij de kantonrechter. Maar dat kan alleen als iemand in het buitenland woont of bijzondere inkomsten heeft (artikel 475e en 475f Rv). Die uitzonderingen gelden hier niet.

De kantonrechter zal deze ene keer het verzoek van verzoeker toch behandelen. Daarmee zijn beide partijen namelijk het meest geholpen.

Beide partijen hebben er ook geen bezwaar tegen dat de kantonrechter de zaak behandelt. Daarbij zal het verzoek als een dagvaarding worden gezien. De kantonrechter wijst erop dat verzoeker een volgende keer in een vergelijkbare zaak wel de juiste procedure moet kiezen. Er zal niet nog een keer een uitzondering worden gemaakt.

Verzoeker heeft schulden. De deurwaarder V is voor de schuldeisers van verzoeker bezig om die schulden betaald te krijgen. Hij heeft daarom beslag gelegd op het pensioen dat verzoeker krijgt van Zwitserleven. Dat pensioen is ongeveer € 150,00 per maand.

Verzoeker heeft gelijk als hij zegt dat de deurwaarder verplicht is om een beslagvrije voet vast te stellen.

Die verplichting staat in de wet (artikel 475g lid 1 Rv).

Een beslagvrije voet is het minimumbedrag waarop iemand recht heeft voor zijn levensonderhoud.

Op dat bedrag mag geen beslag worden gelegd.

Voor mensen die samenwonen en allebei ouder zijn dan 65 jaar, is dat minimumbedrag per 1 juli 2017 € 1.364,00.

Op de zitting hebben verzoeker en zijn echtgenote verteld dat ze samenwonen. Ze zijn beiden ouder dan 65 jaar. Voor verzoeker geldt dus een beslagvrije voet van € 1.364,00. Als er bijzondere omstandigheden of bijzondere lasten zijn, kan die beslagvrije voet nog worden verhoogd of verlaagd.

De deurwaarder heeft als verweer gevoerd dat de beslagvrije voet in dit geval op nihil moet worden vastgesteld, dat wil zeggen op € 0,00.

Volgens de deurwaarder is dat zo, omdat verzoeker te weinig gegevens over zijn inkomen heeft gegeven.

De kantonrechter is het wel eens met V dat verzoeker te weinig duidelijkheid heeft gegeven over zijn inkomen.

Pas uit het verzoek van 8 augustus 2017 en op de zitting is namelijk gebleken wat het gezamenlijk inkomen van verzoeker en zijn echtgenote precies is.

Maar de kantonrechter is het niet eens met V dat de beslagvrije voet daarom op nihil mocht worden vastgesteld.

Als iemand te weinig informatie geeft over zijn inkomen, moet volgens de wettelijke regels de beslagvrije voet worden verminderd.

Voor samenwonenden wordt de beslagvrije voet dan gehalveerd en voor een alleenstaande wordt de beslagvrije voet op 72% daarvan vastgesteld (artikel 475g lid 2 Rv).

De beslagvrije voet mag dus niet op € 0,00 gesteld worden.

Verzoeker wil dat V als deurwaarder wordt veroordeeld om de beslagvrije voet vast te stellen.

Hiervoor is al gezegd dat de deurwaarder verplicht is om die beslagvrije voet vast te stellen en dat deze niet op € 0,00 mag worden bepaald.

De kantonrechter zal de vordering van verzoeker toch afwijzen. Verzoeker schiet er namelijk niets mee op als de vordering wordt toegewezen. In juridische taal: verzoeker heeft geen belang bij zijn vordering. Waarom dat zo is, wordt hierna uitgelegd.

Op de zitting heeft verzoeker gezegd dat hij samen met zijn echtgenote een AOW-uitkering heeft van ongeveer € 1.300,00 per maand.

Verzoeker heeft daarnaast verteld dat hij vijf aanvullende pensioenen heeft, waaronder het pensioen van Zwitserleven.

Samen zijn die aanvullende pensioenen een bedrag van € 400,00 per maand. De echtgenote van verzoeker heeft een aanvullend pensioen van € 1.539,00 per maand. Dit zijn allemaal netto bedragen. Verder heeft de belastingdienst voor € 50,00 beslag gelegd op een aanvullend pensioen van verzoeker. Het inkomen van verzoeker en zijn echtgenote is op dit moment dus ongeveer € 3.189,00 per maand.

Dit betekent dat uitgaande van de gegevens zoals die nu bekend zijn op een bedrag van € 1.825,00 per maand beslag zou mogen worden gelegd. Dat bedrag is het gezamenlijk inkomen van € 3.189,00, verminderd met de beslagvrije voet van € 1.364,00.

De deurwaarder heeft echter maar voor € 150,00 per maand beslag gelegd. Het vaststellen van een beslagvrije voet levert dus niets op voor verzoeker. Sterker nog: het vaststellen daarvan kan zelfs nadelig zijn voor verzoeker.

Verzoeker heeft niet gezegd dat het inkomen van hem en zijn echtgenote in 2015 en 2016 (veel) lager was dan in 2017. Ook over 2015 en 2016 ziet de kantonrechter dus geen belang van verzoeker bij zijn vordering.

Overigens heeft een andere kantonrechter al geoordeeld over de vaststelling van de beslagvrije voet tot en met 30 september 2015. Er kan niet twee keer over dezelfde zaak een oordeel worden gegeven.

Verder heeft verzoeker op de zitting op een vraag van de kantonrechter geantwoord dat het hem in feite gaat om duidelijkheid over de schulden die hij nog heeft.

Eigenlijk gaat het verzoeker dus niet om de beslagvrije voet. Ook daarom heeft verzoeker geen belang bij toewijzing van zijn vordering.

Op de zitting is besproken dat de deurwaarder kort vóór de zitting een overzicht van de schulden aan verzoeker heeft gestuurd. Verzoeker heeft dus al de duidelijkheid waarom hij vraagt.

Verzoeker heeft opgemerkt dat hij het met sommige schulden niet eens is. Daarover gaat deze zaak echter niet.

Als verzoeker het niet eens is met bepaalde schulden, kan hij daartegen mogelijk verweer voeren.

De kantonrechter heeft verzoeker aangeraden een advocaat te zoeken om hem daarbij te helpen.

Als 90% van de advocaten niet goed is, zoals verzoeker vindt, moet hij op zoek gaan naar een advocaat die hoort bij de resterende 10%.

Verzoeker heeft gezegd dat hij denkt dat hij de weg daar naartoe wel weet te vinden. Zo nodig kan verzoeker het Juridisch Loket om advies vragen (www.juridischloket.nl en 0900-8020) of de Nederlandse Orde van Advocaten, die op de website ook de specialisatieverenigingen van advocaten vermeldt (www.advocatenorde.nl en 070-335 35 35).

De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van verzoeker zal afwijzen.

Partijen krijgen allebei op punten ongelijk. Verzoeker heeft geen belang bij zijn vordering, maar de deurwaarder heeft de beslagvrije voet ten onrechte op nihil vastgesteld.

De kantonrechter oordeelt daarom dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over het contractenrecht, over het leggen van beslag of het berekenen van de beslagvrije voet, belt u dan gerust onze advocaat contractenrecht op 020-3980150.