De Rechtbank Rotterdam heeft 10 juli 2019 uitspraak gedaan over de vraag of sprake was van een zuivere aanvaarding in de zin van artikel 4:192 lid 1 BW door te beschikken over een goed uit de nalatenschap.

Erflaatster heeft bij testament over haar nalatenschap beschikt waarbij zij eiseressen uitdrukkelijk als erfgenamen van haar nalatenschap heeft uitgesloten en gedaagde, als enig erfgenaam, tot executeur heeft benoemd.

De rechter dient de vraag te worden beantwoord of de erfgenaam de nalatenschap van erflaatster al dan niet beneficiair heeft aanvaard.

De erfgenaam heeft een verklaring van beneficiaire aanvaarding afgelegd en er is bij akte nalatenschap vastgelegd dat de nalatenschap van erflaatster door de erfgenaam aanvaard wordt onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

Volgens de legitimarissen heeft de erfgenaam zich hieraan voorafgaand echter ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedragen.

De erfgenaam, tevens executeur, heeft namelijk direct na overlijden van erflaatster en zonder eerst een boedelbeschrijving te maken, goederen van de nalatenschap te koop aangeboden onder meer op marktplaats.nl.

Door het verkopen van goederen uit de nalatenschap kan volgens de legitimarissen worden afgeleid dat de erfgenaam de nalatenschap zuiver heeft aanvaard.

Zij betwisten dat de erfgenaam in haar hoedanigheid van executeur zou hebben gehandeld, er was door haar nog geen boedelbeschrijving opgesteld.

De advocaat van de erfgenaam heeft dit betwist. Van gedragingen in de zin van artikel 4:192 BW is geen sprake geweest. Alle inboedelzaken zijn ter behoud opgeslagen. Ten aanzien van de goederen waarvan de legitimarissen stellen dat die goederen op het overzicht ontbreken, voert de advocaat van de erfgenaam als verweer aan dat deze goederen al geen eigendom meer van erflaatster waren en dus ook niet in de nalatenschap vallen.

Enkel ter bepaling van de waarde van een aantal inboedelgoederen heeft zij, als executeur van de nalatenschap, advertenties geplaatst, maar de goederen zijn niet verkocht, hetgeen blijkt uit het overzicht van de opgeslagen goederen.

De verkochte fauteuil behoorde niet tot de nalatenschapsboedel, maar behoorde in eigendom toe aan de erfgenaam zelf. Zij heeft de fauteuil slechts aan erflaatster in bruikleen gegeven.

Is er sprake van een zuivere aanvaarding in de zin van artikel 4:192 lid 1 BW? Opslaan van inboedelgoederen heeft te gelden als een daad van beheer en niet als een beschikkingshandeling.

De rechter oordeelt als volgt.

Ten aanzien van de bepaling in artikel 4:192 BW wordt er in de parlementaire geschiedenis (MvA II, Parl.Gesch. Vaststellingswet Boek 4 BW, p.933-934) op gewezen dat van zuivere aanvaarding geen sprake is indien de erfgenaam daden van beheer verricht.

Van zuivere aanvaarding is wel sprake indien de erfgenaam over de goederen van de nalatenschap als heer en meester beschikt of wanneer hij, eventueel in een andere vorm dan een verklaring ter griffie, duidelijk aan de schuldeisers van de nalatenschap doet blijken dat hij de schulden van de nalatenschap geheel voor zijn rekening neemt.

Of uit de gedragingen van een erfgenaam de bedoeling kan worden afgeleid de nalatenschap zuiver te aanvaarden, hangt af van de omstandigheden van het geval.

Gelet op de stellingen van partijen en de overgelegde producties, is de rechter, evenals de rechter in de tussen partijen gevoerde kort gedingprocedure bij de rechtbank, van oordeel dat de erfgenaam voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de inboedelgoederen zijn opgeslagen en dat de overige door de legitimarissen genoemde goederen al geen eigendom meer van erflaatster waren en dus ook niet in de nalatenschap vallen.

De erfgenaam heeft daarnaast voldoende gemotiveerd betwist dat de fauteuil tot de nalatenschapsboedel behoorde.

Aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf en gelet op de omstandigheden wordt geoordeeld dat het opslaan van de inboedelgoederen heeft te gelden als beheren en niet als beschikken, zodat van een zuivere aanvaarding in de zin van artikel 4:192 lid 1 BW geen sprake is.

De handelingen die de erfgenaam heeft verricht voorafgaand aan haar verklaring van beneficiaire aanvaarding dienen tevens in het licht van haar hoedanigheid van executeur te worden bezien.

Er is dus sprake van beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap en de erfgenaam is krachtens artikel 4:195 lid 1 BW van rechtswege vereffenaar van de nalatenschap.

Dit brengt met zich dat de legitimarissen de erfgenaam in deze procedure had moeten dagvaarden in haar hoedanigheid van vereffenaar.

Nu zij de erfgenaam, die een in rechte te respecteren belang heeft bij haar beroep op niet-ontvankelijkheid, heeft gedagvaard in persoon en in haar hoedanigheid van executeur, dient zij niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, over het berekenen van de legitieme of over zuivere of beneficiaire aanvaarding, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.