Het Gerechtshof Den Haag heeft enige tijd geleden uitspraak gedaan over de vraag of de executeur ernstig tekort geschoten was in de uitoefening van zijn taak.
In geschil is het ontslag van appellant in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap.
Appellant voert aan dat de rechtbank hem ten onrechte ontslag heeft verleend als executeur van de nalatenschap en daartoe ten onrechte heeft overwogen dat hij tekort zou zijn geschoten in zijn verplichtingen en dat er voldoende gewichtige redenen zijn om ontslag te verlenen.
Appellant voert aan dat hij voortvarend te werk is gegaan in het uitoefenen van zijn taak. Deze uitoefening werd echter bezwaard en bemoeilijkt door het feit dat de onderlinge verhouding tussen de erfgenamen moeizaam was.
Volgens appellant is het hem desondanks gelukt om zaken onderling te regelen, waarbij hij juist overleg met geïntimeerden heeft gezocht en hen, net als belanghebbende, heeft geïnformeerd.
Appellant heeft aan alle erfgenamen een bedrag van ongeveer € 250.000,- betaalbaar willen stellen onder de voorwaarde dat de overige erfgenamen hem zouden vrijwaren van betalingsvorderingen van de belastingontvanger, omdat hij in zijn hoedanigheid van executeur jegens de fiscus wettelijk aansprakelijk is voor de betaling van de opgelegde aanslagen erfbelasting.
De uitbetaling van € 250.000,- aan appellant is het bedrag dat hem in ieder geval toekomt.
De betaling aan de anderen werd slechts opgehouden doordat de aangifte erfbelasting nog door de fiscus moest worden afgehandeld en hij mogelijk nog erfbelasting diende af te dragen.
Voorts stelt appellant dat hij tijdig een boedelbeschrijving heeft opgesteld en tijdig de belastingaangifte heeft ingediend.
Appellant begrijpt niet wat de kantonrechter niet toelaatbaar acht aan het hebben van een boedelbeschrijving voor intern en extern gebruik.
Ook is de opbrengst van de verkochte vermogensbestanddelen volledig in overleg verdeeld, waarbij appellant geïntimeerden steeds op de hoogte heeft gehouden.
Appellant voert aan dat hij reeds op 6 juni 2017 rekening en verantwoording heeft afgelegd.
Het voorgaande in combinatie met het feit dat de taak van de executeur feitelijk geëindigd is, had volgens appellant niet tot zijn ontslag kunnen en mogen leiden.
Geïntimeerden stellen dat een belangrijke reden voor het ontslag van de appellant als executeur de overmaking van € 250.000,- van de executeur aan zichzelf betreft.
Volgens geïntimeerden heeft appellant voornoemd bedrag op 12 januari 2017 aan zichzelf overgemaakt, hetgeen door geïntimeerden medio juni 2017 is ontdekt.
De appellant gaf eerst als reden aan dat hij niet langer deel wilde uitmaken van de onverdeelde boedel. Later heeft appellant aangegeven dat hij bang was dat er beslag zou worden gelegd op de ervenrekening en hij dan niet de erfbelasting zou kunnen betalen. Geïntimeerden betwisten dit.
Geïntimeerden stellen voorts dat het overgelegde overzicht van de appellant van 6 juni 2017 onvolledig is. Dit blijkt volgens hen uit stukken inzake de banktransacties die zij later hebben ontvangen via de bank. Zo werden bepaalde transacties niet vermeld en was tevens een ander bedrag van € 14.148,- door appellant naar zichzelf overgemaakt.
Geïntimeerden merken deze voornoemde handelingen van appellant aan als een onmiskenbare ernstige fout van appellant als executeur.
Het oordeel van de kantonrechter dat het de executeur in geen geval vrij stond eigenmachtig het voormelde bedrag aan de nalatenschap te onttrekken, is volgens geïntimeerden dan ook terecht.
Appellant stelt als rechtvaardiging voor het alleen aan zichzelf overmaken dat hij daar in ieder geval recht op had.
Geïntimeerden voeren echter aan dat dit ook voor de drie andere erfgenamen volgt aan wie hij het bedrag niet overmaakte.
Uit een e-mailwisseling met de notaris volgt dat appellant zelfs weigerde toestemming te geven voor het overmaken van de bedragen aan de andere erven.
Een tweede pijler voor het ontslag is het tekortschieten in de informatieplicht die de appellant als executeur heeft.
Geïntimeerden hebben geen kopie van de aangifte erfbelasting ontvangen ondanks herhaaldelijke verzoeken hieromtrent.
De derde pijler ziet op het gebrek aan vertrouwen en de verstoorde verhoudingen.
Het is volkomen terecht dat de kantonrechter appellant als executeur heeft ontslagen.
Voorts merken geïntimeerden op dat de boedelbeschrijving zeer summier was en niet bleek te kloppen.
De stelling van appellant dat hij zijn taak heeft afgerond, is niet waar.
Is de executeur ernstig tekort geschoten in de uitoefening van zijn werkzaamheden? Onrechtmatige daad van de executeur?
De rechter oordeelt als volgt.
Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of appellant nog een belang heeft bij de procedure in hoger beroep nu de werkzaamheden van de executeur inmiddels reeds zijn afgerond.
Immers, de vernietiging van de bestreden beschikking zal er niet toe kunnen leiden dat appellant wordt hersteld in zijn hoedanigheid als executeur van de nalatenschap.
Ter zitting is door appellant desgevraagd aangevoerd dat zijn belang erin is gelegen dat handhaving van de bestreden beschikking ertoe kan leiden dat appellant aansprakelijk wordt gesteld op basis van onzorgvuldig handelen.
Naar het oordeel van het hof ligt hierin een voldoende belang van appellant, hetgeen leidt tot de ontvankelijkheid van appellant in hoger beroep.
Het hof stelt voorop dat de taak van de executeur onder meer eindigt wanneer hij zijn werkzaamheden als zodanig heeft voltooid en door ontslag dat de kantonrechter hem met ingang van een bepaalde dag verleent (artikel 4:149 lid 1 aanhef en onder a en f BW).
Het ontslag wordt hem verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij om gewichtige redenen, zulks op verzoek van een mede-executeur, een erfgenaam of het openbaar ministerie, dan wel ambtshalve (artikel 1:149 lid 2 BW).
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de kantonrechter op juiste gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan.
Het hof neemt de gronden over en maakt deze tot de zijne.
In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die tot een andere beslissing leiden.
Het hof neemt daarbij in het bijzonder nog in aanmerking dat het enkele feit dat appellant in zijn hoedanigheid als executeur zonder medeweten van de andere erfgenamen een bedrag van € 250.000,- aan zichzelf heeft overgemaakt een gewichtige reden voor ontslag oplevert.
De door appellant aangevoerde reden voor deze overmaking biedt naar het oordeel van het hof geenszins een rechtvaardiging voor zijn handelen.
Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, behoeven de overige stellingen van partijen geen verdere bespreking.
Het hof zal de beschikking van de kantonrechter bekrachtigen.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat executeur erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het ontslag van de executeur, belt u dan gerust onze advocaat executeur erfenis op 020-3980150.
Wilt u meer weten over de taken en bevoegdheden van de executeur, bezoek dan onze website over de executeur. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.