Partijen zijn ongeveer vier jaar getrouwd geweest. De huwelijksvoorwaarden hielden onder andere in:

Geen gemeenschap van goederen

De kosten van de huishouding komen jaarlijks ten laste van de eigen inkomens van de echtgenoten, naar evenredigheid daarvan. 

Indien het huwelijk wordt ontbonden door het overlijden van één van de echtgenoten, zal er worden afgerekend alsof de echtgenoten in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd.

De vrouw krijgt in 2009 kanker en benoemt in 2010 haar dochter tot enig erfgenaam. In juni 2012 dient zij een verzoek tot echtscheiding in. De man verlaat de echtelijke woning in juni 2012.

De man dient een verweerschrift in waarin ook hij een echtscheiding vraagt. De vrouw vraagt de rechtbank om spoed omdat zij ernstig ziek is. Op 22 oktober 2012 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken. De man werkt vervolgens niet mee aan een spoedige inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Als de vrouw op 10 december overlijdt, zijn de man en de vrouw niet gescheiden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de man geen beroep toekomt op het verrekenbeding zoals opgenomen in artikel 7 van de huwelijkse voorwaarden.

De rechtbank heeft met toepassing van art. 6:248 BW geoordeeld dat het beroep van [appellant] op artikel 7 van de huwelijkse voorwaarden (het finale verrekenbeding) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Weliswaar is het huwelijk strikt genomen door overlijden ontbonden echter, een krachtens een overeenkomst van huwelijkse voorwaarden tussen partijen geldende regel is niet toepasselijk voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. 

De rechtbank heeft in dat verband onder andere overwogen dat:
  • er geen verrekenbeding was in geval van echtscheiding;
  • de man heeft zich niet verweerd tegen de echtscheiding en daar zelfs ook zelf om gevraagd;
  • de beschikking is op verzoek van de vrouw vervroegd uitgesproken;
  • de man wist dat de vrouw gescheiden wilde zijn voor haar overlijden;
  • de man had geen rechtens te respecteren belang bij het niet inschrijven van de echtscheiding.

Gelet op de hiervoor vermelde omstandigheden in samenhang bezien is het naar het oordeel van de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de man thans een beroep op het verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden toekomt.

De man verwijst in hoger beroep naar de letterlijke tekst van de hwuelijskvoorwaarden: koude uitsluiting, met verrekening als ware er gemeenschap van goederen in geval van ontbinding van het huwelijk door overlijden”. De huwelijksvoorwaarden zijn voldoende duidelijk. Ook duidelijk is dat het huwelijk is ontbonden door overlijden”. Ook stelt de man dat er van zijn kant nog sprake was van affectie en de wens een affectieve relatie te hebben.

Het Hof oordeelt dat het aankomt op uitleg van de huwelijksvoorwaarden. Dat dient te geschieden aan de hand van de “Haviltex-maatstaf”. Hierbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijze aan de bepalingen in de overeenkomst mochten toekennen en aan hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Te denken valt aan de bewoordingen en context van de bepaling, de totstandkomingsgeschiedenis, aard en uitvoering van de overeenkomst, alsmede de hoedanigheid en deskundigheid van partijen. De Haviltex-maatstaf brengt mee dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die de bewoordingen waarin deze bepalingen zijn gesteld, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift vaak wel van groot belang. Bij toepassing van de Haviltex-maatstaf bij de uitleg van huwelijkse voorwaarden komt mede gewicht toe aan hetgeen de notaris in het kader van zijn voorlichting aan partijen heeft meegedeeld omtrent de inhoud en strekking van de bepalingen in de huwelijksvoorwaarden, en aan de betekenis die veel voorkomende bepalingen daarin volgens notarieel gebruik normaal gesproken hebben. De uitleg wordt derhalve uiteindelijk bepaald door de omstandigheden van het geval. De rechter is niet verplicht bij zijn uitleg andere dan de door partijen over en weer naar voren gebrachte gezichtspunten in zijn overwegingen te betrekken.”

De man gaat hieraan, de noodzaak van uitleg van de huwelijkse voorwaarden, voorbij. Zijn betoog dat er finaal verrekend moet worden, steunt op een zuiver taalkundige betekenis van (één bepaling van) de huwelijkse voorwaarden, namelijk artikel 7. De vraag wat de bedoeling van partijen bij de huwelijksvoorwaarden is geweest om uitsluitend bij “overlijden” te verrekenen (artikel 7), maar niet ingeval het huwelijk eindigt op andere wijze dan de dood, in het bijzonder door echtscheiding, laat de man onbeantwoord. Dit had wel op zijn weg gelegen, nu de vrouw op deze twee verschillende situaties (kort samengevat, eindiging van het huwelijk door de dood danwel echtscheiding) heeft gewezen, maar verder ook omdat hier sprake is van een echtscheidingssituatie (en de echtscheiding zelfs is uitgesproken) en voorts mede gelet op een van de uitgangspunten waarop het Nederlandse huwelijksvermogensrecht berust.

Het Hof komt tot de slotsom dat de echtgenoten ervan zijn uitgegaan dat bij “overlijden” nog sprake was van “solidariteit” of het bestaan van een affectieve relatie (het hoofdstelsel, in de woorden van de wetgever). De man heeft geen rechtens relevante feiten en omstandigheden gesteld die zijn ruimere, letterlijke uitleg van artikel 7 van de huwelijksvoorwaarden rechtvaardigen.

De vraag waarvoor het hof zich vervolgens ziet gesteld, is of inderdaad nog sprake was van het bestaan van solidariteit of een affectieve relatie. Het hof oordeelt, in het licht van alle omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd, van niet.

De man heeft geen recht heeft op finale verrekening als bedoeld in artikel 7 van de huwelijksvoorwaarden.

Voor vragen over de uitleg van huwelijksvoorwaarden kunt u contact opnemen met Maddie Wisman.

Lees hier de hele uitspraak.