Hoewel het in deze zaak gaat om verdeling van goederen bij een echtscheiding, is de situatie in geval van een nalatenschap precies het zelfde: “wie zwijgt, raakt kwijt”.
Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Zij zijn een echtscheidingsconvenant overeen gekomen waarin onder andere staat dat er nog € 27.000,- op de bankrekening 1 staat. Daar gaat vanaf wat de man uit een erfenis heeft verkregen waarna er nog € 11.470,- te verdelen is. Op bankrekening 2 staat nog € 41.037,69 waarvan af gaat wat de vrouw heeft gekregen uit een schenking waarna er nog € 16.361,69. te verdelen is.
Verder verklaren partijen dat zij niets meer van elkaar te vorderen hebben en dat zij alleen nog aan elkaar verschuldigd zijn wat er in het convenant staat.
Dan blijkt dat er nog een bankrekening is op naam van de man van welke bankrekening de man voorafgaand aan de echtscheiding € 55.500,- naar een ervenrekening van zijn overleden vader heeft overgemaakt.
De vrouw heeft gesteld dat het bedrag van € 55.500,- op de peildatum toebehoorde aan de man. De man heeft deze stelling weliswaar betwist, door te verwijzen naar het feit dat dit saldo op de peildatum niet meer aanwezig was.
Het hof is van oordeel dat het bedrag van € 55.500,- op de peildatum tot het vermogen van de man behoorde. Dat de man dit bedrag onverschuldigd heeft overgemaakt naar de ervenrekening, waartoe de man overigens ook (mede)gerechtigd was, maakt niet dat de man niet langer recht had op dit bedrag. Het feit dat het geld niet op een op naam van (alleen) de man staande bankrekening stond, maar op een bankrekening die op naam staat van de erven van de overleden vader van de man, betekent niet zonder meer dat het bedrag van € 55.500,00 niet langer aan de man zou toebehoren. Op grond van de door de man geschetste omstandigheden waaronder de man het bedrag heeft overgemaakt en dit bedrag enige tijd later weer terug heeft ontvangen, staat voor het hof vast dat het bedrag altijd aan de man heeft toebehoord.
Het Hof oordeelt dat het bedrag van € 55.000,00 tot de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap behoorde en dat de man dit bedrag opzettelijk heeft verzwegen nu hij het geld op een bankrekening buiten het bereik van de vrouw heeft geparkeerd en hij het geld heeft het geld terug ontvangen nadat de scheiding een feit was.
Omdat het hof van oordeel is dat de man het bedrag van € 55.500,- opzettelijk voor de vrouw heeft verzwegen dan wel verborgen heeft de man zijn aandeel in het bedrag aan de vrouw heeft verbeurd. Het hof veroordeelt de man om het gehele bedrag aan de vrouw te betalen.
Lees hier de hele uitspraak en als u vragen hebt, neemt u dan contact op met een van onze gespecialiseerde erfrecht advocaten: Toon Kool of Maddie Wisman.