Het fideï-commis de residuo of de tweetrapsmaking: best een lastig leerstuk in het erfrecht. En dat leidt tot creatieve benaderingen. Zo ook in de zaak die aan de orde was bij het Hof Arnhem-Leeuwarden op 8 december 2018.

Erflaatster had één erfgenaam, haar schoondochter. Wat bij het overlijden van de schoondochter -de zogenaamde bezwaarde- resteerde van de erfenis van erflaatster was -in de tweede trap- bestemd voor de nakomelingen van de broers en zus van erflaatster, de zogenaamde verwachters.

Belangrijk is dat het restant van het fideï-commissair vermogen (fc-vermogen), van de tweetrapsmaking, niet in de nalatenschap van de schoondochter valt. De verwachters verkrijgen het restant direct van de (eerste) erflaatster.

In deze casus echter stelt de echtgenoot van één van de verwachters (appellant) in de rechtbank procedure dat hij het fc-vermogen heeft “ontdekt” en dat hij daarom recht heeft op een vindersloon. Ook stelt hij dat hij als zaakwaarnemer voor de andere verwachters heeft gehandeld en dat hij een beloning verdient voor zijn werkzaamheden. Bij elkaar zou hij recht hebben op een bedrag van € 87.767,21. In het hoger beroep heeft appellant het standpunt omtrent het “gevonden” fc-vermogen laten varen.

Appellant stelt zijn vorderingen in tegen de vereffenaar van de nalatenschap van de schoondochter. Hij heeft de rechtbank gevraagd zijn vordering vast te stellen.

De rechtbank en het Hof zijn het er over eens dat zelfs al zou appellant als zaakwaarnemer van de verwachters zijn opgetreden en hij jegens hen recht zou hebben op vergoeding van daardoor geleden schade voor zijn (beroepsmatig) verrichte werkzaamheden, hij zich had moeten wenden tot de verwachters en niet tot de vereffenaar van de nalatenschap van de schoondochter . Zijn vordering correspondeert namelijk niet met een schuld van de nalatenschap van de schoondochter die op deze nalatenschap verhaald kan worden. Het is dus ook niet aan de vereffenaar om te betalen.

Bovendien zo stelt het Hof heeft appellant nagenoeg alleen correspondentie gevoerd en stukken en notities opgesteld. Daarmee zijn deze kosten goed vergelijkbaar met de kosten van juridische bijstand. En die kosten zijn evenmin schulden van de nalatenschap maar van de betreffende erfgenaam zelf.

De vordering speelt daarom geen rol in de vereffening van de nalatenschap van de schoondochter. Alle andere grieven van de echtgenoot van één van de verwachters worden niet meer beoordeeld. Een ander oordeel van het Hof is al niet meer mogelijk.

Het fc-vermogen is dus niet voor de “eerlijke vinder”. Wie meent recht te hebben op het overschot doet er goed aan zich te realiseren tot wie hij of zij zich moet wenden. Het is jammer als de rechtbank of het hof niet tot een inhoudelijk oordeel komen omdat de vordering tegen de verkeerde is ingesteld.

Lees hier de hele uitspraak.

Hebt u vragen? Neemt u dan gerust contact op met één van onze advocaten erfrecht: Toon Kool of Maddie Wisman.