Van onze advocaat executeur. Het Gerechtshof Den Haag heeft enige tijd geleden uitspraak gedaan in een geschil tussen een erfgenaam en de executeur. Vordering strekkende de executeur te verbieden gelden aan de ervenrekening te onttrekken.
In 2006 is overleden erflaatster. Erflaatster heeft bij testament van 6 maart 2003 beschikt over haar nalatenschap. Appellant is tezamen met zijn drie zusters voor gelijke delen benoemd tot erfgenaam in de nalatenschap van erflaatster.
Erflaatster heeft geïntimeerde benoemd tot executeur in haar nalatenschap. Geïntimeerde heeft zijn benoeming als executeur aanvaard.
Tot de nalatenschap van erflaatster behoorden: een onroerende zaak, dat inmiddels is gesplitst in appartementsrechten die deels zijn verhuurd; de voormalige ouderlijke woning, die is verkocht en overgedragen aan derden en een woning, die is verkocht en overgedragen aan derden.
Appellant is van mening dat de taak van geïntimeerde als executeur is beëindigd.
Geïntimeerde is van mening dat zijn taak als executeur nog niet is geëindigd. Geïntimeerde is van mening dat hij nog altijd is belast met het beheer van de nalatenschap. Geïntimeerde is voorts van mening dat het aan appellant zelf is te wijten dat de nalatenschap nog niet is afgewikkeld. Voorts is geïntimeerde van mening dat erflaatster een afwikkelingsbewind heeft ingesteld en dat hij is benoemd tot afwikkelingsbewindvoerder, hetgeen volgt uit punt 8 van de uiterste wil van erflaatster.
Het hof stelt vast dat de verhouding tussen de executeur en geïntimeerde ernstig is verstoord hetgeen een voortvarende en harmonieuze afwikkeling van de nalatenschap niet ten goede komt.
Appellant verwijt geïntimeerde dat hij als executeur onnodig veel kosten maakt in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap. In de visie van appellant staan de kosten van € 88.000,- in geen enkele verhouding tot de omvang van de nalatenschap.
Of kosten door de executeur al dan niet terecht zijn gemaakt ten laste van de nalatenschap kan in deze procedure niet aan de orde komen. Dat is eerst aan de orde bij de door de executeur af te leggen rekening en verantwoording. Bij het einde van zijn bevoegdheid tot beheer is de executeur verplicht rekening en verantwoording af te leggen (artikel 4:151 BW), onder meer ter zake van de door hem ten laste van de nalatenschap gemaakte kosten, waarbij dan aan de orde komt of deze kosten in het belang van de afwikkeling van de nalatenschap zijn gemaakt. Overigens kan het verspillen van boedelgelden (mede) een gewichtige reden zijn voor ontslag van een executeur maar dat is in deze procedure niet aan de orde.
Gelden op de ervenrekening
De vordering van appellant houdt slechts in geïntimeerde te verbieden gelden aan de ervenrekening te onttrekken.
Appellant stelt in de toelichting op zijn eerste grief dat hij niet over het rendement kan beschikken van het onroerend goed, waarvan hij voor ¼ eigenaar is. De huuropbrengsten worden op de ervenrekening gestort. Het hof begrijpt uit de pleitnota van appellant dat in zijn visie de huuropbrengsten van het pand vanaf 23 december 2008 aan de eigenaren toekomen en niet moeten worden gezien als een vrucht van de onverdeelde nalatenschap.
Het hof begrijpt uit de toelichting op de grief dat appellant in betalingsnood verkeert en mede daarom een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
In de memorie van antwoord stelt geïntimeerde: “ erfgenaam A heeft geen grieven aangevoerd tegen de overweging van de voorzieningenrechter inhoudende dat ‘op geen enkele wijze is gebleken van onrechtmatige onttrekking van gelden van de ervenrekening door de executeur”. Voorts stelt geïntimeerde dat appellant geen spoedeisend belang heeft. In de visie van geïntimeerde heeft appellant geen enkele onderbouwing gegeven voor zijn financiële nood.
Spoedeisend belang
Het hof overweegt als volgt. Of er sprake is van een spoedeisend belang is afhankelijk van de aard van de vordering. Het zonder recht of titel gelden onttrekken aan een rekening waarvan het saldo aan een ander toebehoort is onrechtmatig. Het in kort geding vorderen om een einde te maken aan een onrechtmatig handelen is gezien de aard van de vordering spoedeisend.
Het pand is op 23 december 2008 in appartementsrechten gesplitst. De erfgenamen zijn ieder als voor ¼ gedeelte appartementseigenaar ingeschreven in de daartoe bestemde registers. Het hof heeft niet kunnen vaststellen of de appartementsrechten in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap zijn verdeeld. De huuropbrengsten dienen in dat geval te worden aangemerkt als een burgerlijke vrucht van onverdeelde nalatenschapsgoederen.
Appellant heeft geen grief geformuleerd tegen de overweging van de voorzieningenrechter dat geïntimeerde niet onrechtmatig gelden aan de ervenrekening onttrekt. Gezien dit feit alleen al heeft appellant geen spoedeisend belang bij zijn vordering. De stelling van appellant dat hij financiële nood heeft – hetgeen door geïntimeerde wordt weersproken – acht het hof gezien de vordering van appellant niet relevant. Appellant vraagt slechts een verbod dat geïntimeerde gelden opneemt van de ervenrekening, daarmee wordt dus niet zijn financiële nood geledigd.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag over de vereffening en verdeling van een erfenis, over de legitieme of over het kindsdeel of over de taken en bevoegdheden van een executeur in een nalatenschap, belt u dan gerust onze advocaat executeur op 020-3980150.