De Rechtbank Rotterdam heeft op 17 maart 2021 uitspraak gedaan over de vraag of er overeenstemming was bereikt tussen de erfgenamen over de verdeling van een nalatenschap.

Op 22 oktober 2016 is te Rotterdam overleden moeder. Op 26 januari 2019 is te Goeree-Overflakkee overleden vader.

Vader en moeder waren met elkaar gehuwd en uit hun huwelijk zijn eisers en gedaagde geboren.

Moeder heeft bij testament van 17 april 2012 en bij aanvullend testament van 15 april 2016 beschikt over haar nalatenschap.

Zij heeft daarbij vader tot enig erfgenaam benoemd en een tweetrapsmaking opgenomen, waarbij vader tot bezwaarde en eisers en gedaagde tot verwachters zijn benoemd.

Vader heeft bij testament van 17 april 2012 en bij aanvullend testament van 15 april 2016 beschikt over zijn nalatenschap.

Op grond daarvan zijn eisers en gedaagde ieder voor 1/3 deel erfgenaam.

Erfrecht. Verdeling van een nalatenschap. Is tussen de erfgenamen overeenstemming bereikt over de wijze van verdeling van de nalatenschap?

De rechter oordeelt als volgt.

Partijen twisten er niet over dat eisers en gedaagde ieder voor 1/3e deel gerechtigd zijn in de nalatenschappen van vader en moeder, zodat dat vast staat.

Zij twisten evenwel over de verdeling van de roerende zaken en over diverse kosten van de nalatenschap.

Ten aanzien van de verdeling van de roerende zaken wordt als volgt overwogen.

De notaris heeft in zijn e-mail van 2 april 2019 verwoord wat partijen volgens hem tijdens de bespreking op 29 maart 2019 hebben besproken en afgesproken.

Eisers hebben bevestigd dat die afspraken correct zijn weergegeven.

Gedaagde] heeft dat niet gedaan, maar daaruit kan niet– zoals hij aanvoert – worden afgeleid dat die afspraken niet zijn gemaakt of dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt.

Het had op de weg van gedaagde gelegen om naar aanleiding van de e-mail van de notaris van 2 april 2019 te protesteren indien de door de notaris verwoorde afspraken niet zouden zijn gemaakt of niet juist zouden zijn verwoord.

Dat heeft gedaagde echter niet gedaan.

Ook naar aanleiding van de e-mail van de notaris van 2 juli 2019 heeft gedaagde niet betwist dat de daarin verwoorde afspraak is gemaakt.

Uit de stukken volgt dat gedaagde zich pas op 29 december 2019 voor het eerst op het standpunt heeft gesteld dat hij het niet eens was met de door de notaris in zijn e-mail van 2 april 2019 verwoorde afspraken.

Op dat moment stelde gedaagde nog dat hij weliswaar uitspraken heeft gedaan over de verdeling, maar dat hij toen niet helder kon denken.

Pas in deze procedure heeft gedaagde het standpunt ingenomen dat tijdens de bespreking op 29 maart 2019 in het geheel geen afspraken zijn gemaakt c.q. geen overeenstemming is bereikt over de verdeling.

Gelet op de verstreken tijd sinds de bespreking op 29 maart 2019 en de vastlegging van de daarbij gemaakte afspraken, waarbij gedaagde gedurende negen maanden daartegen niet heeft geprotesteerd, kan gedaagde zich thans niet op het standpunt stellen dat geen overeenstemming is bereikt.

Zoals hiervoor overwogen had het op zijn weg gelegen om direct of kort na de e-mail van 2 april 2019 van zich te laten horen.

Dat heeft hij niet gedaan.

Voorts geldt dat aan hetgeen de notaris heeft vermeld in zijn e-mails van 2 april 2019 en 2 juli 2019 over de volgens hem door partijen gemaakte afspraken, groot belang wordt gehecht, gelet op de onafhankelijke positie die de (boedel)notaris in deze inneemt.

Gedaagde heeft weliswaar gesteld dat de notaris niet onafhankelijk heeft geopereerd, maar dat is niet gebleken en door [naam gedaagde] ook overigens niet onderbouwd, zodat die stelling wordt gepasseerd.

Gelet op het voorgaande wordt vastgesteld dat partijen op 29 maart 2019 overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de roerende zaken op de wijze zoals is verwoord in de e-mail van de notaris van 2 april 2019.

Daarmee staat vast dat de in de e-mail concreet vermelde zaken aan gedaagde toekwamen, waarbij hij niet heeft betwist dat hij die zaken heeft ontvangen, en dat voor het overige de inboedel aan eisers toekwam, met gesloten beurzen en dus zonder verrekening.

Slechts voor wat betreft de auto zijn andersluidende afspraken gemaakt, in die zin dat deze aan eiser toekwam en dat de waarde van de auto moest worden verrekend met haar erfdeel.

Eisers hebben verklaard bereid te zijn de waarde van de auto op € 900,– te stellen.

Omdat gedaagde deze waarde niet heeft weersproken, wordt daarvan uitgegaan.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.