De Rechtbank Amsterdam heeft op 21 april 2021 uitspraak gedaan over de vraag of onder het begrip ‘wettelijk erfdeel’ in het testament het erfdeel bij versterf of de legitieme moest worden begrepen.

Deze zaak gaat over de vraag of erflaatster met de zinsnede in haar testament ‘behoudens het wettelijk erfdeel mijn wettige afstammelingen toekomende’ heeft bedoeld het erfdeel volgens het erfrecht bij versterf of de legitieme te laten toekomen aan eisers.

Partijen verschillen van mening over de uitleg van het testament.

Eiser stelt dat de hoogte van het aandeel van eiser in de nalatenschap gelijk is aan het wettelijk versterf erfdeel.

Volgens gedaagde is het aandeel gelijk aan de legitieme.

De uitleg is van invloed op de vaststelling van hetgeen eiser uit de nalatenschap van erflaatster toekomt.

Partijen zijn het erover eens dat het aandeel van eiser in de nalatenschap van erflaatster voor hen ieder 1/3e is indien de uitleg van eiser wordt gevolgd en 2/9e indien de uitleg van gedaagde wordt gevolgd.

Erfrecht. Uitleg van een testament. Wettelijk erfdeel. Is de hoogte van het wettelijk erfdeel volgens erfrecht bij versterf of legitieme?

De rechter oordeelt als volgt.

Op 1 januari 2003 is het huidige erfrecht in werking getreden.

Erflaatster is ná 1 januari 2003 overleden, maar het testament is opgesteld ten tijde van het oude erfrecht.

Ingevolge artikel 4:46 van het Burgerlijk Wetboek (BW), welk artikel krachtens artikel 68a Overgangswet onmiddellijke werking heeft, dient bij de uitleg van uiterste wilsbeschikkingen te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt.

Tot die omstandigheden behoort ook het recht dat gold toen de uiterste wil werd gemaakt.

Bij de terminologie die erflaatster heeft gebruikt, is in beginsel het oude recht bepalend (Kamerstukken II, 1999/2000, 26 822, nr. 3, p. 8).

De rechtbank komt tot de conclusie dat het testament aldus moet worden uitgelegd dat het aandeel van eiser gelijk is aan de legitieme.

Eiser maakt geen aanspraak op het wettelijk erfdeel bij versterf.

Erflaatster heeft op grond van artikel 1167 oud BW een ouderlijke boedelverdeling gemaakt.

Die boedelverdeling wordt onder het nieuwe recht gerespecteerd.

Het gaat om de vraag welke bedoeling erflaatster heeft gehad met artikel II van het testament.

In dit artikel wordt gedaagde benoemd tot enig erfgenaam, behoudens het wettelijk erfdeel dat aan de wettige afstammelingen toekomt.

Met name is van betekenis de benoeming van gedaagde tot enig erfgenaam én dat onder het oude erfrecht onder ‘wettelijk erfdeel’ de ‘legitieme portie’ werd verstaan.

Het ligt dan ook voor de hand om van de lezing uit te gaan dat met ‘wettelijk erfdeel’ de legitieme is bedoeld, tenzij uit feiten en omstandigheden blijkt dat erflaatster ten tijde van het testeren evenwel heeft bedoeld dat aan haar afstammelingen het erfdeel bij versterf zou toekomen bij haar overlijden.

Eiser stelt dat in het testament meermaals over ‘mede-erfgenamen’ wordt gesproken en over erfdelen (niet over de legitieme portie).

De erfgenamen moeten in onderling overleg de activa waarderen, welke taak niet is weggelegd voor een legitimaris, en de erfdelen zijn niet enkel opeisbaar als de langstlevende overlijdt, echter ook als hij hertrouwt, failliet gaat of onder curatele wordt gesteld.

Verder is het opnemen van een rentecomponent, zoals erflaatster heeft gedaan, niet gebruikelijk als een afstammeling in de legitieme wordt gesteld, aldus eisers.

Dit zijn echter, gelet op hetgeen is overwogen, onvoldoende aanwijzingen om uit te gaan van de uitleg die eiser aan de uiterste wil van erflaatster geeft.

Tegenover de woorden ‘mede-erfgenamen’ en ‘erfdelen’ staat het gebruik van het woord ‘legitimaris(sen)’ in het testament.

Dat de bepalingen over de waardering van de activa, de opeisbaarheid en de rente, zoals eiser stelt, beter aansluiten bij een erfdeel gelijk aan het erfdeel bij versterf, maakt daarnaast niet zonder meer dat daarmee ook is bedoeld dat dat erfdeel aan eiser zou toekomen.

Daarbij weegt in dit geval mee dat erflaatster toen zij trouwde met gedaagde geen vermogen inbracht.

Gedaagde daarentegen had wel vermogen en gedaagde en erflaatster trouwden in algehele gemeenschap van goederen.

Eisers heeft onvoldoende concreet weten te maken dat gedaagde geen vermogen inbracht.

De enkele stelling van eiser dat gedaagde na zijn echtscheiding met schulden achterbleef, is daartoe ontoereikend.

Verder is ook niet weersproken dat gedaagde over een woning en een eigen huisartsenpraktijk beschikte.

Dat door het huwelijk het vermogen van gedaagde gezamenlijk vermogen van gedaagde en erflaatster werd én nu eiser, zoals als onweersproken is komen vast te staan, in ieder geval van hun vader zouden erven en aan hen dan op die wijze vermogen zou toekomen, ondersteunt de uitleg dat erflaatster met ‘wettelijk erfdeel’ de legitieme heeft bedoeld.

Eiser heeft nog gewezen op een uitspraak van deze rechtbank van 24 juni 2015 (RBAMS:2015:3904), waarin een testament in soortgelijke bewoordingen als het onderhavige moest worden uitgelegd.

Anders dan eiser aanvoert, is die casus niet identiek aan deze zaak.

In die casus ging het om kinderen uit verschillende huwelijken, maar met dezelfde vader (erflater).

In dit geval gaat het om stiefkinderen.

Dat reeds maakt dat de rechtbank niet zonder meer kan uitgaan van de uitleg die in de zaak uit 2015 aan een testament is gegeven.

Bovendien is relevant hetgeen erflaatster ten tijde van het opstellen van het testament heeft beoogd.

Dat kan een andere bedoeling zijn dan die van een erflater in een andere zaak met een (in bewoordingen) bijna identiek testament.

Dat eiser verder als enig erfgenaam is aangewezen voor het geval erflaatster gelijktijdig met of na gedaagde komt te overlijden, maakt het voorgaande ook niet anders.

Daarmee is nog niets gezegd over de intentie van erflaatster in de situatie die zich hier voordoet, die waarin erflaatster eerder is overleden dan gedaagde.

Tot slot kan de stelling dat erflaatster nadat zij huwde met gedaagde vermogen uit een erfenis heeft gekregen en dat zij gezamenlijk met gedaagde vermogen heeft opgebouwd door werkzaam te zijn in zijn huisartsenpraktijk, niet leiden tot de uitleg die eiser voorstaat.

Die omstandigheden zeggen niets over de bedoeling ten tijde van het testeren.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat legitieme over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat legitieme op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.