De Rechtbank Midden-Nederland heeft op 24 februari 2021 uitspraak gedaan over de vraag of het recht op informatie over een bezwaarde vermogen bij een testament met een tweetrapsmaking.

In 2014 is overleden erflater.

Hij was de vader van eisers en woonde samen met gedaagde.

Bij testament van 10 september 2009 heeft erflater over zijn nalatenschap beschikt met een zogenaamde tweetrapsmaking.

Daarin heeft hij onder meer zijn partner tot enig erfgename benoemd, onder de ontbindende voorwaarde van onder meer haar overlijden.

Al hetgeen zij na haar overlijden of een van de andere in het testament genoemde gevallen zal overhouden zal onder die opschortende voorwaarde aan de kinderen toekomen, als verwachters.

De partner heeft de nalatenschap zuiver aanvaard.

Het geschil gaat over de vragen of de partner verplicht is jaarlijks inzicht te geven in het vermogen van de nalatenschap en haar eigen vermogen en de vraag of zij roerende goederen uit de nalatenschap moet tonen.

Erfrecht. Testament met tweetrapsmaking. Informatie over het bezwaarde vermogen. Vruchtgebruik

De rechter oordeelt als volgt.

Jaarlijks opgave van het bezwaarde vermogen

Volgens de kinderen is de partner op grond van artikel 4:138 lid 2 en 3:205 lid 4 BW verplicht een jaarlijkse nauwkeurige opgave te doen van het bezwaarde vermogen.

Dit is volgens artikel 3:205 lid 5 BW een dwingendrechtelijke verplichting van de vruchtgebruiker/bezwaarde, waarvan de erflater niet kon afwijken.

De partner stelt dat zij niet verplicht is jaarlijks opgave te doen van het bezwaarde vermogen.

Artikel 4:138 lid 2 BW verklaart de vruchtgebruikbepalingen zoals artikel 3:205 lid 4 BW slechts van overeenkomstige toepassing, hetgeen een aanvullend karakter heeft.

De erflater mocht daarom bij testament van deze bepaling afwijken.

Bovendien zijn alleen de regels van vruchtgebruik van overeenkomstige toepassing die passen bij de aard en inhoud van de making.

Het testament is gebaseerd op wens van de erflater de partner verzorgd achter te laten met toekenning van verschillende bevoegdheden.

Daarin past niet de verplichting tot het doen van jaarlijkse opgave.

Daarnaast doet zij beroep op de redelijkheid en billijkheid en acht zij het verlangen van de jaarlijkse opgave misbruik van bevoegdheden.

In het testament staat:

“De bezwaarde is slechts indien de wet dit dwingendrechtelijk voorschrijft, verplicht jaarlijks aan de verwachter een ondertekende, nauwkeurige opgave te zenden van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen, en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn.”

De tweetrapsmaking in het testament bestaat uit een verkrijging onder ontbindende voorwaarde door de partner, gevolgd door een verkrijging onder opschortende voorwaarde door de kinderen.

Daarop is artikel 4:138 lid 2 BW van toepassing.

Tot zover zijn partijen het eens.

Het geschil gaat over de uitleg van artikel 4:138 lid 2 BW.

Volgens dit artikel zijn de vruchtgebruikbepalingen van titel 8 van boek 3 BW van overeenkomstige toepassing.

Volgens artikel 3:205 lid 4 BW dient een vruchtgebruiker jaarlijks aan de hoofdgerechtigde een ondertekende nauwkeurige opgave te zenden.

Lid 5 van dit artikel bepaalt dat deze verplichting van dwingend recht is.

Aangezien deze bepalingen op grond van artikel 4:138 lid 2 BW van overeenkomstige toepassing zijn, is de jaarlijkse opgave evenals bij vruchtgebruik ook bij een tweetrapsmaking van dwingend recht.

In de parlementaire geschiedenis is er op gewezen dat de vruchtgebruikbepalingen van toepassing zijn voor zover dat niet in strijd is met de aard en inhoud van de making.

Volgens de partner sluit de verzorgingsgedachte van het testament een verplichting tot jaarlijkse opgave uit.

De rechtbank deelt dit standpunt niet.

Er is hier sprake van een testament met makingen ten behoeve van de langstlevende, waarbij de partner eerst de volledige beschikking met interingsbevoegdheid heeft over alle goederen van de nalatenschap.

Pas na haar overlijden komt dit vermogen aan de kinderen toe.

Deze situatie is vergelijkbaar met een vruchtgebruiktestament, waarbij de bloot eigendom van kinderen pas na overlijden van de langstlevende aanwast tot de volle eigendom over de goederen van de nalatenschap.

Beide typen testamenten gaan uit van de wens van erflaters hun partners verzorgd achter te laten.

In beide gevallen kunnen kinderen – uitzonderingen daargelaten – ook pas na overlijden van de langstlevende aanspraak maken op de goederen van de nalatenschap.

Kinderen die geconfronteerd worden met een vruchtgebruiktestament hebben volgens artikel 3:205 lid 4 BW recht op een jaarlijkse opgave.

Bij een testament met een tweetrapsmaking verkeren kinderen in een vergelijkbare situatie en hebben eenzelfde behoefte aan informatie.

Zij kunnen aan de hand daarvan immers vaststellen of er aan het eind nog iets van het bezwaarde vermogen voor hen overblijft of niet en zo ja wat en hoeveel.

Daarom acht de rechtbank een jaarlijkse opgave van het bezwaarde vermogen niet in strijd met de aard en inhoud van het testament van erflater.

De erflater heeft in zijn testament bepaald dat de partner alleen een jaarlijkse opgave hoeft te verstrekken als de wet dat dwingendrechtelijk voorschrijft.

Aangezien de jaarlijkse opgave van dwingend recht is, dient de tekst van het testament zo te worden uitgelegd, dat de partner verplicht is jaarlijks een ondertekende nauwkeurige opgave te doen van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn.

Anders dan de partner acht de rechtbank dit niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid en is er geen sprake van misbruik van bevoegdheden.

Uit de wet vloeit immers voort dat de kinderen recht hebben op informatie over het bezwaarde vermogen.

De langstlevende is 63 jaar en zij heeft recht op dit vermogen zo lang zij leeft of in ieder geval tot een van de in het testament genoemde omstandigheden.

Gezien haar leeftijd kan dit nog jaren duren.

Daarna zullen de kinderen met haar of haar erfgenamen moeten afstemmen wat nog tot het bezwaarde vermogen behoort en aan hen moet worden uitgekeerd.

De partner beschouwt het doen van opgave als controle en het valt haar erg zwaar.

De opgave vloeit echter voort uit het type testament waarvoor de erflater heeft gekozen. Dit is niet in strijd met redelijkheid en billijkheid en is geen misbruik van bevoegdheden.

De rechtbank zal daarom de vordering tot het doen van een jaarlijkse opgave van het bezwaarde vermogen vanaf erflaters overlijden toewijzen.

Ten aanzien van de reeds verstreken jaren zal de rechtbank de partner een langere termijn gunnen om aan de veroordeling te voldoen.

Jaarlijks opgave van eigen vermogen partner

De kinderen stellen dat zij behoefte hebben aan informatie over het eigen vermogen van de partner, omdat zij mag interen op het vermogen van de erflater en het interen naar evenredigheid van het bezwaarde ten opzichte van haar eigen vermogen dient plaats te vinden.

De partner betwist dat voor deze vordering een grondslag te vinden is in de wet of het testament.

Volgens het testament is de partner niet verplicht in te teren naar evenredigheid van de beide vermogens.

Daarnaast doet zij beroep op de redelijkheid en billijkheid.

In het testament staat:

De bezwaarde is niet verplicht eerst op zijn overige vermogen in te teren vóórdat wordt ingeteerd op de verkrijging. Indien enigerlei intering plaatsvindt, bepaal ik dat de intering wordt geacht te zijn geschied naar evenredigheid van de verkrijging en het overige vermogen, berekend op het moment van de desbetreffende intering. Tegenbewijs is mogelijk.

Partijen hebben geschil over de uitleg van deze bepaling in het testament.

Los van dit geschil blijkt in ieder geval uit deze bepaling dat intering op het bezwaarde vermogen is toegestaan.

De partner heeft op de zitting ook verklaard dat zij inteert op het bezwaarde én op haar eigen vermogen, aangezien zij slechts een klein inkomen heeft en zij dit vermogen nodig heeft voor haar levensonderhoud de komende jaren.

De vraag hoe de bewijsregel over evenredigheid en de mogelijkheid van tegenbewijs moet worden uitgelegd kan in deze procedure buiten beschouwing blijven.

Uit de regeling blijkt in ieder geval voldoende dat de kinderen behoefte zullen hebben aan informatie over het saldo van het eigen vermogen van de partner in een bepaald jaar.

Dit saldo is immers mede van belang voor de vraag of er te zijner tijd nog voldoende is om hun aanvullende niet opeisbare legitieme te doen uitkeren.

Zij hebben er geen behoefte aan te weten waaruit dit eigen vermogen precies bestaat en welke veranderingen in een jaar zijn opgetreden.

Het beroep op de redelijkheid en billijkheid slaagt niet.

De behoefte aan deze gegevens vloeit nu eenmaal voort uit de regeling die de erflater heeft gekozen in zijn testament en het aanvullend beroep van de kinderen op hun legitieme.

De kinderen hebben daarom recht op een jaarlijkse opgave van het saldo van het eigen vermogen van de partner. In zoverre zal de rechtbank de vordering van de kinderen toewijzen.

De partner hoeft alleen de hoogte van het saldo op te geven, niet een nauwkeurige opgave van de goederen van haar eigen vermogen.

Daarop hebben de kinderen geen recht.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, over het berekenen van de legitieme, of over een testament met tweetrapsmaking, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.