De Rechtbank Noord-Holland heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of sprake was van het opzettelijk verzwijgen van tot de nalatenschap behorende goederen.
Partijen zijn de kinderen en erfgenamen van hun overleden moeder.
Deze zaak draait voornamelijk om de vraag of gedaagde de aanwezigheid van een tot de nalatenschap van de moeder behorend contant geldbedrag heeft verzwegen en om die reden haar aandeel in dit bedrag heeft verbeurd.
Erfrecht. Opzettelijk verzwijgen van tot de gemeenschap behorende goederen. Verbeuren van aandeel in nalatenschap aan andere deelgenoten. Stelplicht en bewijslast. Bewijs. Toetsing.
De rechter oordeelt als volgt.
Een deelgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, verbeurt zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoten.
De stelplicht en de bewijslast met betrekking tot de feiten en omstandigheden die worden aangevoerd ter onderbouwing van een beroep op de hiervoor geciteerde bepaling, rusten op degene die zich op deze bepaling beroept.
Dat is in dit geval eiser.
Gelet op de stevige sanctie die is verbonden aan de verzwijging dan wel verberging, moeten aan de invulling van de stelplicht en aan de levering van het bewijs hoge eisen worden gesteld.
Met andere woorden: voor de toewijzing van de vordering van eiser is vereist dat deze wordt gegrond op concrete, vaststaande feiten en omstandigheden.
Hoewel de rechtbank onderkent dat – anders dan bij giraal geld – het in kaart brengen van de besteding van contant geld over een periode van een reeks van jaren geen eenvoudige zaak is, is bij een vordering als de onderhavige geen plaats voor aannames en speculaties.
Met inachtneming van het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.
De door eiser ingestelde vordering is gegrond op de stelling dat een contant geldbedrag van € 81.590,00 deel uitmaakt van de nalatenschap.
Gedaagde betwist dat.
Ook betwist zij de aanwezigheid van enig ander contant geldbedrag te hebben verzwegen.
Het door eiser gestelde en gevorderde bedrag is het resultaat van een door hem gemaakte reconstructie van het vermogen van de vader en de moeder in de periode vanaf 1 juli 2016 tot en met de sterfdatum van de moeder, 6 november 2021.
Eiser heeft deze reconstructie cijfermatig vormgegeven in een door hem opgesteld overzicht dat is opgenomen in de dagvaarding.
Dit schema is in de dagvaarding toegelicht en is ook ter zitting besproken.
Aldus heeft eiser uiteengezet wat volgens hem het saldo is van de inkomsten en de uitgaven van de vader en de moeder, alsmede van de pinopnames en de door de moeder aan partijen contant en giraal geschonken bedragen.
Daarbij is eiser zoveel mogelijk afgegaan op objectieve bankgegevens.
De hoogte van de inkomsten, de pinopnames en de geschonken bedragen staan op zichzelf tussen partijen niet ter discussie.
Desondanks moet de rechtbank vaststellen dat het door eiser achteraf gereconstrueerde contante eindsaldo daarnaast voor een belangrijk deel is gebaseerd op een veronderstelling.
Het betreft de aanname dat de moeder de door de jaren heen gepinde bedragen (in totaal € 158.590,00) (voor het overgrote deel) niet heeft uitgegeven, maar heeft opgepot.
Deze aanname, die ter zitting expliciet is bevestigd en uitgesproken, komt in het in de dagvaarding opgenomen schema tot uiting in de zeer lage begroting van de jaarlijkse posten M (contante uitgaven) en werkt vervolgens door in de jaarlijkse posten O (saldo contant), P (totaal saldo) en A (Contant).
Concrete aanwijzingen die steun bieden aan deze veronderstelling zijn niet voorhanden.
Volgens eiser zou de moeder het contante geld hebben bewaard in een geldkistje.
Dit geldkistje is aan de orde geweest tijdens het voorlopig getuigenverhoor van 9 september 2022 en op de in deze bodemprocedure op 18 oktober 2023 gehouden mondelinge behandeling.
De door eiser aan zijn vordering ten grondslag gelegde aanname vindt geen steun in de inhoud van de bij deze gelegenheden afgelegde verklaringen.
Eiser heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor verklaard dat de inhoud van het geldkistje aan hem rond 25 oktober 2016 is getoond en dat er toen een bedrag van ca € 50.000,00 in zat.
Dat de inhoud van het kistje na 25 oktober 2016 aan hem of aan anderen is getoond, is gesteld noch gebleken. Ook op de mondelinge behandeling van 18 oktober 2023 heeft eiser verklaard dat het geldkistje slechts in 2016 één keer voor hem is geopend.
Gedaagde heeft op de mondelinge behandeling verklaard nooit in het kistje te hebben gekeken.
Geen van de overige bij het voorlopig getuigenverhoor gehoorde getuigen heeft verklaard in het kistje te hebben gekeken.
Ook voor het overige is niet gebleken van concrete feiten en omstandigheden die de door eiser gemaakte aanname in voldoende mate ondersteunen.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat tussen partijen niet in geschil is dat de ouders van partijen gewoon waren hun financiële zaken te doen met gebruikmaking van contant geld.
Gelet op het voorgaande en gezien de gemotiveerde betwisting van gedaagde, bestaat onvoldoende grond om in deze procedure als vaststaand aan te nemen dat op 6 november 2021 een bedrag van € 81.590,00 aan contant geld tot de nalatenschap behoorde.
Eiser vordert subsidiair dat de rechtbank in goede justitie bepaalt in welke (mindere) mate gedaagde haar aandeel heeft verbeurd.
Anders dan bijvoorbeeld bij het begroten van schade het geval is, heeft de rechtbank bij een vordering als de onderhavige niet de mogelijkheid om in goede justitie een (lager) bedrag te bepalen waarin een deelgenoot als gedaagde haar aandeel zou hebben verbeurd.
De aard van de vordering staat daaraan in de weg.
De rechtbank kan er begrip voor opbrengen, zo merkt zij terzijde op, dat bij eiser vragen zijn gerezen over de besteding door de moeder van de in de loop van enkele jaren contant opgenomen gelden.
Deze ontstane onduidelijkheid is echter inherent aan de keuze van de vader en de moeder om grote bedragen contant op te nemen en in huis te bewaren.
Ditzelfde geldt voor de keuze van de moeder om een kennelijk voor eiser bestemd bedrag jarenlang in een geldkistje te bewaren in plaats van dat op enig moment zelf aan hem te geven.
Dit alles kan gedaagde niet worden aangerekend.
Zij heeft, net als eiser, immers geen invloed uitgeoefend op de wijze waarop de vader en de moeder met hun geld zijn omgegaan.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.
Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.