De Advocaat-Generaal bij het Parket bij de Hoge Raad heeft op 5 maart 2021 de maatstaven, toetsingsnormen en bewijswaardering besproken bij de rechterlijke vaststelling van de wilsonbekwaamheid van een erflater.

Deze zaak gaat over de vraag of het op 1 augustus 2011 verleden testament van erflaatster, waarin twee van de drie nog in leven zijnde kinderen van erflaatster zijn onterfd, nietig is omdat erflaatster vanwege vasculaire dementie, althans haar afgenomen geestelijke vermogen, niet in staat zou zijn geweest om haar wil te bepalen (art. 3:34 BW).

Na inschakeling van een deskundige en het horen van getuigen is het hof tot het oordeel gekomen dat niet is komen vast te staan dat erflaatster haar wil niet kon bepalen.

In cassatie wordt dat oordeel met verschillende klachten bestreden.

Erfrecht. Nietig testament? Erflater wilsonbekwaam? Vaststelling wilsonbekwaamheid door notaris. Stappenplan. Geestelijke stoornis? Stelplicht. Bewijslast. Maatstaf. Toetsing.

De A-G concludeert als volgt.

Een uiterste wilsbeschikking is een eenzijdige rechtshandeling (art. 4:42 lid 1 BW), waarop de wettelijke bepalingen met betrekking tot rechtshandelingen in het algemeen (art. 3:32 e.v. BW) van toepassing zijn. 

Voor een rechtshandeling, zoals het opmaken van een testament, is een op rechtsgevolg gerichte wil vereist die zich door een verklaring heeft geopenbaard (art. 3:33 BW).

Het uitgangpunt in het rechtsverkeer is dat bij de handelende persoon (die volgens de wet niet handelingsonbekwaam is) een met zijn verklaring overeenstemmende wil aanwezig wordt geacht.

Dit uitgangspunt geldt ook voor personen die op vergevorderde leeftijd een uiterste wilsbeschikking laten opmaken.

De voor de rechtshandeling vereiste wil wordt evenwel op grond van art. 3:34 lid 1 BW geacht te ontbreken indien de erflater/testateur in verband met een geestelijke stoornis, zoals dementie, niet meer in staat is tot een redelijke waardering van de bij het testament betrokken belangen of indien het testament onder invloed van die geestelijke stoornis is gemaakt.

De uiterste wilsbeschikking is in dat geval nietig op grond van art. 3:34 lid 2 BW.

De notaris moet zich voorafgaand aan en op het moment van het passeren van een testament een oordeel vormen over de wilsbekwaamheid van de testateur.

Hij is op de voet van art. 21 lid 2 Wet op het notarisambt (Wna) gehouden om zijn dienst te weigeren indien hem blijkt dat de testateur in verband met een stoornis van de geestvermogens niet in staat is tot een redelijke waardering van de bij de uiterste wilsbeschikking betrokken belangen.

De minister van Rechtsbescherming heeft, in antwoord op Kamervragen, opgemerkt dat op de notaris een zwaarwegende inspanningsverplichting rust om te voorkomen dat een nietige akte wordt gepasseerd.

Volgens de minister behoort het tot de verantwoordelijkheid van de notaris zelf hoe hij zijn oordeel over de wilsbekwaamheid vormt.

Het ‘Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening’ van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: KNB) biedt een toetsingskader aan notarissen die zich in voorkomende gevallen een oordeel moeten vormen over de wilsbekwaamheid van een cliënt. 

Het stappenplan schrijft voor dat de notaris de geestesgesteldheid van zijn cliënt nader moet onderzoeken indien er aanleiding bestaat om aan diens wilsbekwaamheid te twijfelen (waarvoor het stappenplan een aantal indicatoren noemt).

Het stappenplan beveelt aan om in dat geval verdere stappen te nemen, zoals het uittrekken van extra tijd, het houden van een bespreking met de cliënt onder vier ogen, het bezoeken van de cliënt in zijn eigen woonomgeving en het beoordelen van de beslisvaardigheid van de cliënt door het stellen van adequate open vragen.

Verder wordt aanbevolen om de wijze en inhoud van de beoordeling van de wilsbekwaamheid en het gevoerde overleg daarbij in het cliëntdossier en de notariële akte vast te leggen.

Indien de notaris van mening is dat wilsbekwaamheid ontbreekt, dan kan de notaris een deskundige en onafhankelijke arts inschakelen om een verklaring af te leggen over de wilsbekwaamheid van de cliënt.

In de tuchtrechtspraak speelt het KNB-stappenplan een belangrijke rol bij de beoordeling of de notaris de wilsbekwaamheid van de cliënt op zorgvuldige wijze heeft getoetst .

In de onderhavige zaak staat in cassatie (als onbestreden) vast dat bij de totstandkoming van de uiterste wilsbeschikking van erflaatster de nodige zorgvuldigheid in acht is genomen en dat de notaris in lijn met het KNB-stappenplan heeft gehandeld.

In cassatie is aan de orde of het hof tot het oordeel heeft kunnen komen dat eisers niet zijn geslaagd in het door hen te leveren bewijs dat de uiterste wilsbeschikking van erflaatster op grond van art. 3:34 BW nietig is.

Uit art. 3:34 lid 1 BW volgt dat voor het inroepen van de nietigheid is vereist dat sprake is van een tijdelijke of blijvende stoornis van de geestvermogens bij de erflater/testateur op het moment van het passeren van het testament. 

Het is aan degene die zich op art. 3:34 BW beroept dit te stellen en zo nodig te bewijzen. Dit geldt ook voor de stelling dat vanwege de geestelijke stoornis een met de uiterste wilsbeschikking overeenstemmende wil heeft ontbroken.

Een wettelijk bewijsvermoeden schiet daarbij te hulp.

Op grond van art. 3:34 lid 1 BW wordt de voor de rechtshandeling vereiste wil geacht te ontbreken indien (i) de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette of (ii) indien de verklaring onder invloed van de stoornis is begaan.

Volgens de parlementaire geschiedenis zijn beide criteria opgenomen, ‘omdat soms de ene, soms de andere beter te bewijzen zal zijn’.

De Hoge Raad heeft bepaald dat een partij in de regel voldoet aan haar stelplicht dat sprake is van een geestelijke stoornis als bedoeld in art. 3:34 BW door een voldoende onderbouwde medische verklaring in het geding te brengen die deze stelling ondersteunt.

Het zal evenwel in veel gevallen geen eenvoudige opgave zijn om deze stelling, na een voldoende onderbouwde betwisting, te bewijzen. 

Dit geldt temeer wanneer eisers geen recht hebben op inzage in het medisch dossier.

Het is van belang dat er voldoende medische informatie beschikbaar is uit de periode waarin het testament is gepasseerd.

Zoals de onderhavige zaak illustreert, zal het slechts dan mogelijk blijken (voor een door de rechter benoemde deskundige) om postuum te kunnen oordelen dat de testateur ten tijde van het passeren van het testament wilsonbekwaam was.

De lastige bewijspositie van eisers betekent overigens niet dat er – als uitgangspunt – minder hoge eisen aan de bewijslevering moeten worden gesteld.

De rechter moet waken voor een te gemakkelijke postume inperking van de testeervrijheid van de testateur, zeker nu bij de notariële toetsing vooraf op het moment van het verlijden van het testament al veel aandacht wordt besteed aan de geestestoestand van de testateur.

De lastige bewijspositie onderstreept echter wel dat de notariële toetsing van de wilsbekwaamheid op het moment van het passeren van het testament zorgvuldig moet plaatsvinden.

In de literatuur is er daarom voor gepleit dat de notariële beoordeling van de wilsbekwaamheid van ouderen op het moment van het verrichten van rechtshandelingen met meer waarborgen wordt omgeven.

De beantwoording van de vraag of de erflaatster ten tijde van het opmaken van haar testament leed aan een geestelijke stoornis als bedoeld in art. 3:34 BW, berust op aan de feitenrechter voorbehouden waarderingen van feitelijke aard die in cassatie slechts beperkt toetsbaar zijn.

De waardering van het bewijs, waaronder een deskundigenbericht, is aan de feitenrechter (art. 152 lid 2 Rv).

In het algemeen heeft de rechter een beperkte motiveringsplicht ten aanzien van de beslissing om de bevindingen van een door hem benoemde deskundige al dan niet te volgen.

Indien de rechter de zienswijze van de deskundige volgt, zal de rechter zijn beslissing in het algemeen niet verder behoeven te motiveren dan door te overwegen dat de motivering van de deskundige hem overtuigend voorkomt.

Dit geldt temeer indien de door de deskundige gebezigde motivering vooral is gebaseerd op bijzondere kennis, ervaring en/of intuïtie.

De rechter dient echter bij de beantwoording van de vraag of hij de conclusies waartoe een deskundige in zijn rapport is gekomen in zijn beslissing zal volgen, alle ter zake door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen en op basis van die aangevoerde stellingen in volle omvang te toetsen of aanleiding bestaat van de in het rapport geformuleerde conclusies af te wijken. 

De rechter moet ook ingaan op gemotiveerde specifieke bezwaren van partijen tegen de zienswijze van deze deskundige, als deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van deze zienswijze.

Wilt u de gehele conclusie bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat nietig testament over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de rechtsgeldigheid of uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme of over de wilsbekwaamheid van de erflater ten tijde van het opmaken van het testament, belt u dan gerust onze advocaat nietig testament op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de rechtsgeldigheid van een testament of over de nietigheid of vernietigbaarheid van een testament, bezoek dan onze website over het testament. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.