De Rechtbank Noord-Holland heeft op 20 juli 2022 uitspraak gedaan over de reikwijdte van de Informatieplicht van erfgenamen.

Het geschil in de hoofdzaak gaat over het vestigen van een vruchtgebruik op alle tot de nalatenschap van erflater behorende goederen en over de verdeling van de saldi op diverse en/of-rekeningen.

Gedaagde stelt dat zij een rechtmatig belang heeft bij – kort gezegd – inzage in de volledige administratie van erflater waarover eiseres beschikt, omdat die stukken relevant zijn voor haar rechtspositie.

In ieder geval heeft zij belang bij alle bankafschriften van de bankrekeningen waarover tussen partijen discussie bestaat over de herkomst van de gelden.

Gedaagde wijst er daarnaast op dat zij als erfgenaam gerechtigd is tot de administratie.

Door de erfopvolging is de administratie van erflater in feite de administratie van gedaagde geworden.

Verder rust op eiseres als executeur op grond van artikel 4:148 BW de plicht om een erfgenaam alle door deze gewenste inlichtingen omtrent de uitvoering van haar taak te geven.

Erfrecht. Informatieplicht van erfgenamen. Inzage en afgifte van stukken. Bankafschriften. Administratie. Rechtmatig belang. Vordering inzage voldoende bepaald? En/of-rekening. Executeur. Toetsing. Kosten.

De rechter oordeelt als volgt.

Het beroep dat gedaagde doet op artikel 4:148 BW gaat niet op.

Weliswaar moet een executeur aan een erfgenaam alle door deze gewenste inlichtingen verstrekken, maar dat gaat alleen om inlichtingen omtrent de uitoefening van de taak van de executeur.

In dit geval gaat het gedaagde niet om gegevens over de uitoefening door eiseres van haar taak als executeur, maar wil zij informatie over de en/of-rekeningen die eiseres en erflater hadden.

Deze kwestie betreft eiseres in haar hoedanigheid van echtgenoot van erflater en niet haar hoedanigheid van executeur.

Er bestaat voor eiseres dan ook geen verplichting om de gevorderde stukken op grond van artikel 4:148 BW aan gedaagde te verstrekken.

Het argument van gedaagde dat zij als erfgenaam rechtsopvolger van erflater is en het daarom feitelijk ook haar administratie klopt weliswaar min of meer, maar ook daaraan kan zij (op dit moment) geen recht ontlenen op afschriften van de administratie.

De fysieke administratie (zoals papieren bankafschriften) van erflater behoort tot de nalatenschap ‑ al dan niet in gezamenlijkheid met mederekeninghoudster (eiseres) ‑ en in zoverre hebben erfgenamen (een gedeeld) recht op die administratie, maar in dit geval is een executeur benoemd die tot taak heeft de goederen van de nalatenschap te beheren.

Zolang de executele duurt missen de erfgenamen het beheer en de beschikking over de nalatenschap en dat geldt dus ook voor de fysieke administratie.

Een recht op een afschrift van die administratie geeft het zijn van erfgenaam niet.

Als grondslag voor de incidentele vordering blijft dan over artikel 843a Rv, de zogenoemde exhibitieplicht.

Dit artikel stelt de eis dat degene die exhibitie vordert daarbij een rechtmatig belang heeft, dat de exhibitie bepaalde bescheiden of gegevens moet betreffen en dat die bescheiden en gegevens een rechtsbetrekking moeten betreffen waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn.

De rechtbank stelt vast dat de stukken waarvan een afschrift wordt gevorderd zien op een rechtsbetrekking waarbij erflater, de rechtsvoorganger van gedaagde, partij was.

Het gaat immers om stukken met betrekking tot de bankrekeningen die erflater samen met eiseres had.

Ook is het, zeker na de toelichting in de akte uitlating producties tevens verandering of vermeerdering van eis, voldoende duidelijk om welke stukken het gedaagde gaat: de aanwezige bankafschriften, jaaroverzichten van de rekeningen, belastingaangiften en -aanslagen en eventuele andere relevante bescheiden die hier betrekking op hebben zoals notities van erflater.

Dat het gaat om een groot aantal stukken over een lange periode maakt niet dat die stukken onvoldoende bepaald zijn.

Het gaat erom dat kan worden vastgesteld om welke stukken het gaat.

Daarvoor is niet nodig is dat alle stukken expliciet worden genoemd.

Een voldoende duidelijke omschrijving van het onderwerp van de stukken of het noemen van zoekcriteria aan de hand waarvan een selectie kan worden gemaakt is voldoende.

De gevorderde stukken zijn dan ook voldoende bepaald.

Dan rest nog de vraag of gedaagde een rechtmatig belang heeft bij afschrift van de gevorderde administratie.

De rechtbank overweegt hierover het volgende.

De heersende leer met betrekking tot de gerechtigdheid tot het saldo op een en/of-rekening van niet in gemeenschap van goederen gehuwde partners is dat partijen over en weer tot het saldo gerechtigd zijn overeenkomstig hun respectieve stortingen, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.

Tenzij in de hoofdzaak wordt aangenomen dat eiseres en erflater anders zijn overeenkomen is dus van belang wat de herkomst van de saldi is van de en/of-rekeningen is.

Die herkomst kan mogelijk blijken uit bankafschriften en belastingaangiftes en eventuele notities hierover van erflater.

Gedaagde heeft daarom een rechtmatig belang bij afschriften daarvan.

Dat geldt echter alleen voor bankschriften tot aan 2018, de datum van overlijden van erflater.

Zowel eiseres als gedaagde vordert in de hoofdzaak immers een verklaring voor recht over de verdeling van de saldi per die datum.

Het betoog van eiseres dat de en/of-rekeningen volgens de eigen stellingen van gedaagde uitsluitend tot het vermogen van eiseres behoren, zodat gedaagde bij afschriften van die bankrekeningen geen rechtmatig belang heeft volgt de rechtbank deels.

In de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie en incidentele vordering heeft gedaagde slechts opgemerkt dat in 2014 niet ter discussie stond dat de saldi op genoemde en/of-rekeningen eiseres toebehoren.

Of dat daarna zo is gebleven, is nu nog onduidelijk.

Gedaagde heeft daar niets over gezegd in haar conclusie.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij daarom wel een rechtmatig belang bij de bankafschriften van de twee genoemde bankrekeningen vanaf 1 januari 2015 tot aan de datum van overlijden van erflater.

De rechtbank ziet tot slot niet in hoe uit jaaroverzichten van de bankrekeningen en belastingaanslagen de herkomst van de saldi zou kunnen blijken.

Bij afschriften daarvan heeft gedaagde dan ook geen rechtmatig belang, zodat de vordering wat die stukken betreft zal worden afgewezen.

De conclusie van het vorenstaande is dat de primaire vordering onder tot afgifte van afschriften van de reeds aanwezige financiële administratie van erflater zal worden toegewezen.

De rechtbank merkt op dat de kosten van het maken van kopieën van de genoemde stukken op grond van artikel 843a lid 1 Rv voor rekening van gedaagde komen.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.