De Rechtbank Oost-Brabant heeft op 3 november 2021 uitspraak gedaan over de bevoegdheid van de rechter bij een incidentele vordering ter vaststelling van de overbedelingsvordering bij een ouderlijke boedelverdeling.
Eiseres en gedaagde zijn zus en broer van elkaar.
Met nog vijf broers/zussen zijn zij de kinderen van wijlen erflater (hierna: erflater) en wijlen erflaatster (hierna: erflaatster).
Erflater en erflaatster waren gehuwd op huwelijkse voorwaarden.
Erflater is overleden in 2004.
Erflater heeft over zijn nalatenschap beschikt bij testament, verleden op 27 juni 1979 en opgesteld onder oud recht met een ouderlijke boedelverdeling.
Gedaagde vordert ten aanzien van de overbedelingsvordering van eiseres op erflaatster dat de rechtbank zich onbevoegd verklaard met verwijzing van eiseres naar de artikel 4:15 BW.
Ten aanzien van de door eiseres gevorderde legitieme portie vordert gedaagde dat eiseres niet-ontvankelijk wordt verklaard zolang niet alle erfgenamen voor die vordering in het geding zijn opgeroepen.
Eiseres voert verweer.
Volgens eiseres is haar vordering uit hoofde van de nalatenschap van erflater al vastgesteld in 2007 en opeisbaar geworden door het overlijden van erflaatster.
Eiseres wenst enkel uitbetaling van haar vordering.
Hetzelfde geldt voor haar legitieme portie uit de nalatenschap van erflaatster.
De zaak hoeft niet (per se) te worden verwezen naar de kantonrechter, omdat de rechtbank (ook of juist) beslissingsbevoegd is, aldus eiseres.
Eiseres heeft alleen gedaagde in rechte betrokken, omdat hij executeur is en dus als enige bevoegd om de nalatenschap te vertegenwoordigen op grond van artikel 4:145 BW.
Eiseres ziet daarom niet in dat zij alle erfgenamen in de procedure had moeten betrekken.
Indien de rechtbank dit anders ziet, verzoekt eiseres om haar een termijn te stellen waarbinnen zij hen alsnog kan oproepen.
Erfrecht. Incidentele vordering. Bevoegdheid van de rechter. Verwijzing? Vaststelling van de overbedelingsvordering. Ouderlijke boedelverdeling. Legitieme. Oud recht.
De rechter oordeelt als volgt.
Ten aanzien van de nalatenschap van erflaatster
Wat betreft de aanspraak van eiseres tot berekening en betaling van haar legitieme portie uit de nalatenschap van erflaatster, wijst de rechtbank erop dat de wet geen bevoegde rechter voorschrijft (Boek 4, afdeling 3, artikelen 79 tot en met 92 BW).
Op grond van artikel 93 aanhef en onder d Rv worden door de kantonrechter behandeld en beslist:
zaken ten aanzien waarvan de wet dit bepaalt. Aangezien de wet ten aanzien van het geldend maken van een legitieme portie niets bepaalt over de bevoegdheid van de kantonrechter, is de rechtbank bevoegd.
De rechtbank tekent hier nog bij aan dat artikel 4:78 lid 2 BW weliswaar een bevoegdheid schept voor de kantonrechter, maar dat betreft het onder ede bevestigen van de deugdelijkheid van een boedelbeschrijving en dus niet, zoals in het onderhavige geval, ten aanzien van de vaststelling van de (omvang van de) legitieme portie.
Ten aanzien van de nalatenschap van erflater
Waar het gaat om de vordering van eiseres uit de nalatenschap van erflater heeft gedaagde zich beroepen op artikel 4:15 BW.
In lid 1 van dit artikel is bepaald dat, voor zover de erfgenamen over de vaststelling van de omvang van de in artikel 4:13 lid 3 BW bedoelde geldvordering niet tot overeenstemming kunnen komen, deze op verzoek van de meest gerede partij door de kantonrechter wordt vastgesteld.
Anders gezegd, wanneer de erfgenamen, al dan niet aan de hand van een opgemaakte boedelbeschrijving, niet tot overeenstemming kunnen komen over de hoogte van de vorderingen van de kinderen, dan kan deze door de kantonrechter worden vastgesteld op verzoek van de meest gerede partij.
De rechtbank stelt voorop dat de omvang van de legitieme portie uit de nalatenschap van erflaatster afhankelijk is van de vaststelling van de vorderingen uit de nalatenschap van erflater.
Reeds om die reden, dat wil zeggen in het kader van de goede procesorde, acht de rechtbank zich bevoegd om ook kennis te nemen van het geschil waar het gaat om de overbedelingsvordering van eiseres.
Daar komt bij dat artikel 4:15 BW niet van toepassing is op een verdeling die tot stand is gekomen door een ouderlijke boedelverdeling ex artikel 4:1176 BW (oud), zoals in het testament van erflater is opgenomen.
De verdeling van de nalatenschap van erflater was definitief op het moment dat hij kwam te overlijden.
Uit artikel 4:227 BW volgt dat op de verdeling van een nalatenschap de voorschriften uit het algemene recht van toepassing zijn, oftewel titel 3.7 BW, en de artikelen 677 tot en met 680 Rv, en daaruit volgt dat de rechtbank bevoegd is.
Dat erflater is overleden in 2004 en zijn nalatenschap dus is opengevallen na de inwerkingtreding van het nieuwe erfrecht per 1 januari 2003, doet hieraan niets af.
Een ouderlijke boedelverdeling behoudt onverkort een eigen juridische status en wordt dus niet geconverteerd in een wettelijke verdeling als bedoeld in artikel 4:15 jo. 4:13 BW.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank zich bevoegd om van het geschil tussen partijen in de hoofdzaak kennis te nemen.
De vorderingen van gedaagde in het incident zullen dan ook worden afgewezen.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in het incident tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.
Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.