De Rechtbank Midden-Nederland heeft op 23 maart 2022 uitspraak gedaan over een geschil over de afgifte van een legaat.  

Erflaatster is in 2019 overleden.

Hiermee werd haar huwelijk met gedaagde ontbonden.

Erflaatster heeft over haar nalatenschap beschikt bij testament van 11 juli 2019.

In dit testament heeft zij haar vier kinderen benoemd tot erfgenaam.

De erfgenamen hebben beneficiair aanvaard.

Aan gedaagde heeft zij gelegateerd haar onverdeelde aandeel in de voormalige echtelijke woning, onder de verplichting om de aan de woning verbonden hypotheekschuld voor zijn rekening te nemen, de erfgenamen voor betaling daarvan te vrijwaren en hen te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.

De eisers zijn executeurs in de nalatenschap van erflaatster.

Gedaagde heeft aan de executeurs kenbaar gemaakt dat hij het legaat wenst af te nemen.

Tot op heden is het daar echter niet van gekomen, omdat het gedaagde (nog) niet is gelukt de erfgenamen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan.

Gedaagde heeft de executeurs voorts kenbaar gemaakt dat hij aanspraak wenst te maken op het wettelijk vruchtgebruik van de echtelijke woning ex artikel 4:29 BW, maar de executeurs hebben zich op het standpunt gesteld dat de aanspraak op het wettelijk vruchtgebruik is vervallen, omdat gedaagde zijn wens niet binnen de daarvoor gestelde vervaltermijn van zes maanden kenbaar heeft gemaakt.

De geschillen tussen partijen zien op de afgifte van het legaat.

De executeurs stellen vast dat de voor afname van het legaat in het testament bepaalde termijn van acht maanden na overlijden inmiddels ruimschoots is verstreken en concluderen hieruit dat gedaagde het legaat kennelijk niet kan afnemen.

Daarmee blijven de erven hoofdelijk aansprakelijk voor de op de voormalige echtelijke woning rustende hypothecaire geldlening en blijft ook het aandeel van erflaatster in deze woning tot haar nalatenschap behoren.

De executeurs achten het van groot belang dat de erfgenamen worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en willen ook de situatie van onverdeeldheid niet langer voortzetten, te meer omdat er inmiddels ten laste van gedaagde twee executoriale beslagen op (zijn aandeel in) de woning zijn gelegd.

Daarom vorderen zij in deze procedure verdeling van de woning door middel van verkoop

Erfrecht. Geschil over afgifte van een legaat. Echtelijke woning. Executele. Vrijwaring. Hoofdelijke aansprakelijkheid. Hypotheekschuld. Wettelijk vruchtgebruik. Vervaltermijn.

De rechter oordeelt als volgt.

De rechtbank stelt met de executeurs vast dat de termijn van acht maanden voor afgifte van het legaat inmiddels ruimschoots is verstreken.

Het is immers nu ruim tweeëneenhalf jaar geleden dat erflaatster is overleden.

De rechtbank is het met de executeurs eens dat de erfgenamen een belang hebben bij ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en dat van hen niet gevergd kan worden dat dit ontslag nog veel langer op zich laat wachten.

De aansprakelijkheid brengt voor hen een behoorlijk risico met zich mee omdat het in relatie tot de WOZ-waarde van € 504.000,- om een nog zeer aanzienlijke hypothecaire schuld van € 529.261, – gaat en beperkt hen daarnaast in de mogelijkheid zelf een hypothecaire lening aan te gaan.

Gezien zijn leeftijd zal dit met name voor F van belang kunnen zijn.

Het belang van de erven wordt nog versterkt door het feit dat gedaagde de executeurs geen of weinig inzicht geeft in zijn financiële situatie en mogelijkheden en er heel moeilijk overleg met hem te plegen is, zoals uit de in het geding gebrachte correspondentie blijkt.

Aan de andere kant is er het belang van gedaagde.

Hij heeft een groot belang om het legaat te kunnen afnemen, omdat verkoop grote gevolgen zal hebben voor zijn huisvestingssituatie.

Onmiskenbaar is dat het de wens van erflaatster was dat gedaagde in de woning kon blijven wonen en dat hij haar deel van de overwaarde van de woning zou krijgen, zoals ook door een van de executeurs ter zitting is beaamd.

Door de verkoop van de woning zal de helft van de overwaarde van de woning aan de erven toekomen zodat dit, naast het verlies aan woonruimte voor gedaagde, ook verlies van kapitaal oplevert.

Daar komt bij dat gedaagde een wettelijke aanspraak had op de vestiging van een vruchtgebruik op de woning, maar deze kennelijk door onwetendheid en mogelijk ook door onjuiste of onvolledige advisering door zijn voormalige advocaat niet tijdig heeft ingeroepen.

Het is uiteraard het recht van de executeurs om niet meer mee te werken aan de vestiging van het vruchtgebruik, maar daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat drie van de vier erfgenamen de kinderen van gedaagde zijn, van wie er nog één met gedaagde in de woning woont.

De rechtbank zou zich kunnen voorstellen dat niet alleen hun financiële belangen een rol spelen, maar ook het feit dat het om hun voormalig ouderlijk huis en om hun vader gaat.

Voor F zal dit niet gelden omdat zijn verhouding tot gedaagde door een rechtszaak tussen hen zal zijn verstoord.

Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat gedaagde nog een termijn moet worden gegund om het legaat af te nemen en dat van de erven in die periode ook verlangd kan worden dat zij nog even in de onverdeeldheid met gedaagde blijven, mede gelet op het feit dat dat deelgenoten in een onverdeeldheid tot elkaar in een relatie staat die mede beheerst wordt door de redelijkheid en billijkheid.

De rechtbank acht een termijn van nog negen maanden na dit vonnis redelijk.

De twee executoriale beslagen op de woning maken het oordeel van de rechtbank niet anders.

Het gaat immers om redelijk overzienbare bedragen in relatie tot de waarde van de woning en de erven zouden een voor hen nadelige dreigende executie kunnen afwenden door de verschuldigde bedragen voor gedaagde voor te schieten.

In de erfenis bevinden zich daarvoor voldoende liquide middelen, zoals ter zitting door de executeurs is verklaard.

Bovendien is één van de beslagen door één van de erven, te weten F, zelf gelegd, ter inning van een tegen gedaagde uitgesproken proceskostenveroordeling, waarmee deze erfgenaam zelf aan de dreigende executie heeft bijgedragen.

Het andere beslag is gelegd door de voormalige advocaat van gedaagde, waar mogelijk nog onderhandelingsruimte bestaat, indien juist is dat zij gedaagde niet tijdig heeft geïnformeerd op zijn wettelijk recht op het vruchtgebruik van de woning.

De extra termijn die de rechtbank aan gedaagde zal toekennen betekent wel dat het aan gedaagde is om voortvarend te werk te gaan bij zijn pogingen het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te bewerkstelligen en de executeurs van de voortgang hierbij te informeren.

Wellicht zal het feit dat de vordering die de executeurs tegen hem hebben ingesteld voor een aanzienlijk verminderd bedrag zal worden toegewezen hem de nodige financiële ruimte bieden.

De vordering van de executeurs over de verkoop van de woning zal worden toegewezen zoals in het dictum van dit vonnis is vermeld.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.