Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft enige tijd geleden uitspraak gedaan over een herroepelijke schenking ter zake des doods.
Appellant is samen met geïntimeerde, C, D en de kleinkinderen deelgenoot in de fideicommissaire nalatenschap.
Hij heeft in deze procedure gevorderd dat het hof voor recht zal verklaren dat de schenkingen van 24 mei 2012 van F aan geïntimeerde nietig en/of ongeldig zijn, althans dat F onbevoegd was deze schenkingen te doen.
Erflater heeft in zijn testament onder IV bepaald als volgt:
A. Aan de erfstelling ten aanzien van mijn kinderen verbind ik voor ieder van hen de last van fideicommis de residuo. De last van fideicommis geldt voor het geval het desbetreffende kind overlijdt zonder afstammelingen achter te laten. (…)
De last van fideicommis de residuo houdt in dat het desbetreffende kind verplicht is hetgeen hij van mij geërfd zal hebben en onvervreemd en onverteerd zal hebben overgelaten, uit te keren aan diegenen van mijn afstammelingen die mijn erfgenamen volgens de wet zouden zijn geweest indien ik gelijktijdig met het desbetreffende kind zou zijn overleden, daaronder begrepen hen die bij mijn overlijden nog niet waren geboren, of- indien alsdan geen van mijn afstammelingen in leven is – aan de stichtingen: (…)
De verkrijger onder de last van fideicommis de residuo kan niet bij schenking over de hem onder die last nagelaten goederen beschikken, anders dan aan personen die afstammelingen van mij zijn.
Op dit fideicommis de residuo is het erfrecht van toepassing zoals dat geldt vanaf 1 januari 2003.
Wel blijft van het oude recht artikel 4:1036 BW (oud) van toepassing (artikel 132 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek).
Volgens die bepaling is een bezwaarde erfgenaam bevoegd tot vervreemding en vertering van wat hij heeft verkregen en bevoegd “zelfs bij schenking onder de levenden daarover te beschikken, ten zij dit laatste door den erflater, voor het geheel of ten deele, mogt zijn verboden.”
F heeft bij notariële akte, in persoon (niet bij volmacht) op 24 mei 2012 om niet een bedrag aan geïntimeerde schuldig erkend onder de opschortende voorwaarde van haar overlijden en met de mogelijkheid voor F deze schenking te herroepen.
Partijen zijn het erover eens dat deze schenking, als zij geldig is, een schenking (ten laste) van haar fideicommissaire vermogen is.
Appellant legt de bepaling in het testament van erflater onder C zo uit dat een bezwaarde erfgenaam geen herroepelijke schenkingen kan doen die pas werken bij overlijden van de bezwaarde erfgenaam en dat schenkingen alleen aan de verwachters voor gelijke delen kunnen worden gedaan.
Geïntimeerde betwist die uitleg.
De enige beperking die erflater heeft gegeven is dat een bezwaarde alleen schenkingen kan doen aan afstammelingen van erflater.
Erflater heeft geen beperking voor het soort schenkingen gegeven; ook herroepelijke schenkingen ter zake des doods zijn mogelijk.
Erfrecht. Fideicommis de residuo. Bezwaarde erfgenaam doet herroepelijke schenking ter zake des doods. Uitleg van het testament.
De rechter oordeelt als volgt.
Bij de uitleg van een uiterste wilsbeschikking dient te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt (artikel 4:46 lid 1 BW).
Erflater had ten tijde van het maken van zijn testament vijf kinderen, van wie een aantal ook zelf kinderen had.
F had geen kinderen, maar was wel getrouwd.
Geïntimeerde stelt onweersproken dat erflater voor de figuur van het fideicommis de residuo heeft gekozen omdat hij absoluut niet wenste dat aangetrouwde familieleden, in het bijzonder de echtgenoot van F, op enige wijze zouden profiteren van zijn vermogen; schenkingen aan kinderen of kleinkinderen waren geen probleem.
Nu was het zo dat op het moment dat erflater zijn testament maakte in de rechtsgeleerde literatuur omstreden was of schenkingen die pas werken bij overlijden van de schenker en die tijdens leven door de schenker konden worden herroepen geldig waren.
De meeste schrijvers waren van mening dat dergelijke schenkingen niet mogelijk waren en beriepen zich vooral op artikel 7A:1703 BW (oud).
Er waren ook schrijvers die die mening niet deelden. Richtinggevende jurisprudentie ontbrak. Het hof is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat voor 2003 in de rechtsgeleerde literatuur omstreden was of herroepelijke schenkingen met werking bij dode geldig waren, onvoldoende is om te oordelen dat erflater aan de bezwaarde erfgenamen wilde verbieden dit soort schenkingen te doen.
In de bewoordingen van het testament is die beperking niet te lezen.
Ook uit de bedoeling die erflater kennelijk had met het fideicommis is niet af te leiden dat hij dit soort schenkingen wilde uitsluiten.
Het is de vraag of erflater op de hoogte was van de rechtsgeleerde discussie over de geldigheid van herroepelijke schenkingen bij dode.
De door appellant opgevoerde beperking is niet met zoveel woorden door erflater in de tekst van het testament opgenomen.
De bewoordingen van het testament en de genoemde bedoeling van erflater ondersteunen evenmin de uitleg van appellant dat erflater alleen schenkingen toestond aan al zijn kinderen samen en voor gelijke delen.
Erflater gebruikt niet het woord kinderen, maar de woorden ‘personen die afstammelingen van mij zijn’. Dat is een grotere groep dan alleen zijn kinderen.
Het hof gaat dan ook voorbij aan de uitleg van appellant.
Met ingang van 1 januari 2003 is niet langer omstreden of herroepelijke schenkingen ter zake des doods kunnen worden gedaan. Artikel 7:177 BW regelt deze schenking.
Deze schenking ter zake des doods vervalt bij het overlijden van de schenker als hiervan geen notariële akte is opgemaakt en deze niet door de schenker persoonlijk is aangegaan.
De onderhavige schenking voldoet echter aan de eisen van de notariële akte en het daarbij in persoon aanwezig zijn.
De grieven falen.
Appellant wijst verder op de redelijkheid en billijkheid die op de rechtsverhouding tussen de bezwaarde erfgenaam en de verwachters van toepassing zijn.
Uit de eisen van redelijkheid en billijkheid vloeit volgens appellant voort dat de schenking die F aan geïntimeerde heeft gedaan niet deugt.
F heeft op onaanvaardbare wijze de wil van erflater doorkruist door het gehele fideicommissaire vermogen bij haar overlijden te schenken aan één andere afstammeling van erflater. Zij heeft gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Het hof stelt voorop dat het F vrijstond het fideicommissaire vermogen te schenken aan een afstammeling van erflater, ook als dat gebeurde door een schenking die pas werking zou hebben bij haar overlijden.
Daarbij was zij ook geheel vrij in de keuze aan wie zij zou schenken mits dit een afstammeling van erflater was.
Hiervoor is al overwogen dat niet is komen vast te staan dat erflater niet wilde dat zij aan slechts aan één afstammeling zou schenken, maar dat hij alleen schenkingen aan alle kinderen samen wilde.
Als erflater een schenking aan slechts één afstammeling niet zou hebben gewild, dan ligt het voor de hand dat hij dat in zijn testament zou hebben bepaald.
Ook is niet komen vast te staan dat erflater niet wilde dat een bezwaarde het gehele fideicommissaire vermogen zou schenken aan één afstammeling.
Appellant voert nog aan dat het handelen van F en geïntimeerde indruist tegen de heersende moraal dat men zijn kinderen gelijk behandelt.
Het hof gaat daaraan voorbij.
Het zal zeker zo zijn dat ouders hun kinderen voor het erfrecht vaak gelijk willen behandelen, maar er bestaat geen verplichting dat te doen.
Ouders die anders willen hebben daartoe de vrijheid; kinderen hebben dan wel de mogelijkheid zich te beroepen op hun legitieme portie of andere wettelijke rechten.
Bovendien heeft erflater in dit geval zijn kinderen gelijk behandeld, zij het dat C iets minder heeft geërfd dan zijn broers en zussen.
Ieder van de kinderen heeft dezelfde vrijheid gekregen zijn of haar fideicommissaire vermogen te vervreemden, te verteren en te schenken.
F heeft daarvan gebruik gemaakt op de wijze die haar goed dunkte; dat kunnen de andere kinderen ook doen.
Niet valt in te zien dat sprake is van ongerechtvaardigde ongelijke behandeling door F.
Verder merkt het hof op dat erflater zelf ook al onderscheid heeft gemaakt tussen zijn kinderen, door die kinderen die met achterlating van kinderen overlijden, te bevrijden van de fideicommissaire last.
Daarbij past dat de erflater bedoeld zal hebben dat een bezwaarde zelf mocht kiezen aan wie van de afstammelingen van erflater zou worden geschonken.
Appellant gaat in zijn toelichting op de grief ervan uit dat zijn aandeel in het fideicommissaire vermogen door het overlijden van F van een bloot eigendomsrecht naar een vol eigendomsrecht is aangewassen.
Hij verbindt daaraan de conclusie dat geïntimeerde verplicht is hem zijn aandeel af te geven (artikel 5:2 BW) en dat geïntimeerde de schenkingen die zijn gedaan niet kan uitvoeren ten laste van het fideicommissaire vermogen.
Het hof gaat aan dat betoog voorbij.
Door het overlijden van F is de fideicommissaire nalatenschap van de erflater op verwachters overgegaan.
Appellant is samen met geïntimeerde, C, D en de kleinkinderen deelgenoot in deze nalatenschap.
F was bevoegd schenkingen te doen ten laste van de fideicommissaire nalatenschap.
Dat heeft zij ook gedaan.
Door de schuldigerkenning is een vordering van geïntimeerde ontstaan op de fideicommissaire nalatenschap, die opeisbaar is bij het overlijden van F.
Van het afgeven van een aandeel op voet van artikel 5:2 BW kan geen sprake zijn, wel van verdeling van de onverdeeldheid.
Anders dan appellant stelt heeft hij geen vorderingsrecht tot levering van het overgebleven fideicommissaire vermogen, laat staan dat dit recht zou prevaleren boven het vorderingsrecht van geïntimeerde uit de schuldigerkenning.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling efenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme of over het berekenen van de legitieme, of over schenking en giften in het erfrecht, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.
Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.