Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 27 juli 2021 uitspraak gedaan over de vraag of er goede gronden bestonden voor de onderbewindstelling van de vader van partijen.
Ter beoordeling aan het hof ligt voor de vraag of de kantonrechter terecht en op goede gronden het verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap van de vader van partijen heeft toegewezen.
Erfrecht. Beschermingsbewind. Mentorschap. Gronden voor onderbewindstelling en mentorschap. Toetsing.
De rechter oordeelt als volgt.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:431 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen, die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
Voorts kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, op grond van artikel 1:450 lid 1 BW te zijnen behoeve een mentorschap instellen.
Appellant stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter het verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap van de vader van partijen ten onrechte heeft toegewezen.
Volgens appellant is ten aanzien van de vader van partijen niet voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van bewindvoering of mentorschap.
De vader van partijen is weliswaar 88 jaar oud, maar er is geen sprake van een geestelijke of lichamelijke beperking die bewindvoering of mentorschap noodzakelijk maakt.
Voorts voert appellant aan dat in het inleidende verzoekschrift ten onrechte is gesuggereerd dat hij toestemming zou hebben gegeven om ten behoeve van de vader van partijen een bewindvoerder c.q. mentor te benoemen.
In zijn akkoordverklaring heeft appellant aangegeven dat zijn toestemming enkel had te gelden ten aanzien van de moeder van partijen.
De kantonrechter heeft partijen niet uitgenodigd om als belanghebbenden te worden gehoord en heeft de akkoordverklaring van appellant niet beoordeeld in het kader van de bewindvoering en het mentorschap ten behoeve van de vader van partijen.
Nu niet is aangetoond, noch onderbouwd dat de vader van partijen niet in staat is zijn eigen belangen te behartigen, dient de beschikking in zoverre te worden vernietigd.
De verweerders stellen zich op het standpunt dat het bewind en het mentorschap ten behoeve van de vader van partijen terecht en op goede gronden is ingesteld.
De verweerders hebben, in overleg met hulpverleningsinstantie G, het onderhavig verzoek tot het instellen van bewind c.q. mentorschap ingediend bij de rechtbank.
Er is niet gesuggereerd dat appellant toestemming heeft gegeven om ook ten behoeve de vader van partijen een bewindvoerder c.q. mentor te benoemen.
Bij het inleidende verzoekschrift is de akkoordverklaring gevoegd waarin appellant zich enkel akkoord verklaart met de onderbewindstelling en mentorschap van de moeder van partijen.
Het verzoek om bewind c.q. mentorschap heeft bovendien mede plaatsgevonden op verzoek van de ouders van partijen zelf.
De vader van partijen heeft de rechtbank op 14 juni 2020 een brief toegezonden, waaruit blijkt dat hij zelf niet in staat is om de financiële administratie te verzorgen.
Tevens blijkt uit deze brief dat de vader van partijen geen vertrouwen heeft in appellant; van de gestelde goede band tussen appellant en de ouders van partijen is geen sprake.
Uit de overgelegde brief van de ouders van partijen van 6 januari 2021 blijkt verder dat de ouders van partijen zelf tevreden zijn over de bewindvoerder c.q. mentor.
Alle partijen waren het ook eens met de benoeming van A van Bewindvoering Beheer & Advies B.V.
De keuze voor een onafhankelijk bewindvoerder c.q. mentor was ingegeven door de reeds bestaande geschillen binnen de familie.
De ouders van partijen voelen zich door de bewindvoerder c.q. mentor beschermd.
Bij de benoeming van de bewindvoerder c.q. mentor volgt de rechter op grond van artikel 1:435 lid 3 BW respectievelijk 1:452 lid 3 BW de voorkeur van de betrokkenen, tenzij gegronde redenen zich daartegen verzetten.
De ouders van partijen wensen zelf de benoeming van A van Bewindvoering Beheer & Advies B.V. niet ongedaan te maken.
Het is niet de bewindvoerder c.q. mentor die een goede onderlinge relatie in de weg staat.
De benoeming van de bewindvoerder c.q. mentor heeft zorggedragen voor verbetering van de geestelijke gezondheid van de ouders van partijen en houdt rekening met hun wensen.
De voor hen onwenselijke druk is weggenomen, aldus de verweerders.
De bewindvoerder c.q. mentor heeft zich ter zitting in hoger beroep, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat onderbewindstelling ook voor de vader van partijen noodzakelijk is.
De moeder van partijen deed altijd de financiën.
Zij kan dat niet meer en de vader van partijen kan dat niet zomaar overnemen.
Ten aanzien van het mentorschap ligt dat genuanceerder.
De vader van partijen kan nog veel zelf regelen.
Desondanks is het wel verstandig dat er mentorschap is ten behoeve van beide ouders.
De ouders van partijen worden belast met de onderlinge strijd tussen de kinderen.
Het is van belang dat er een onafhankelijk bewindvoerder c.q. mentor is om hun belangen te behartigen.
De bewindvoerder c.q. mentor wenst haar werkzaamheden voor de ouders van partijen voort te zetten.
Verder heeft de bewindvoerder c.q. mentor nog het volgende medegedeeld.
Er is op dit moment geen contact is tussen de ouders van partijen en appellant.
De ouders hebben geen vertrouwen in appellant en zij willen hem niet meer in hun leven hebben.
Er zijn gesprekken geweest met Veilig Thuis, maar de ouders geven aan niet open te staan voor begeleid contact.
De ouders van partijen zijn heel duidelijk in hun standpunt; zij willen geen contact met appellant. Het gaf de ouders veel onrust als appellant belde of bij hen voor de deur stond.
De mentor heeft appellant daarom namens de ouders gevraagd om hen even rust te gunnen.
Er is hulp bij nodig om op een later moment contactmomenten te organiseren.
Op termijn zal Veilig Thuis of een andere hulpverleningsinstantie betrokken worden, aldus de bewindvoerder c.q. mentor.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het hof het volgende gebleken.
De onderbewindstelling en het mentorschap ten behoeve van de ouders van partijen zijn verzocht door de verweerders, met instemming van de ouders.
De moeder van partijen heeft altijd zorg gedragen voor de financiën, maar is daartoe als gevolg van haar geestelijke toestand (zij lijdt aan de ziekte van Alzheimer) niet meer in staat.
De vader van partijen heeft aangegeven dat hij zelf niet in staat is om zorg te dragen voor zijn financiën.
Ook de bewindvoerder c.q. mentor heeft zich op het standpunt gesteld dat de vader van partijen niet in staat is om zelfstandig zorg te dragen voor zijn financiën en dat bewindvoering ook voor hem noodzakelijk is.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat ook ten aanzien van de vader van partijen is voldaan aan de vereisten voor onderbewindstelling in artikel 1:431 lid 1 BW.
Dat de kantonrechter appellant niet als belanghebbende heeft gehoord, maakt deze beoordeling – gelet op de brief van 14 juni 2020 – niet anders.
Bovendien dient het hoger beroep ook tot herstel van mogelijke omissies in de eerste aanleg.
Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt naar voren kunnen brengen en is ter zitting gehoord.
Voorts is het hof van oordeel dat ten behoeve van de vader van partijen op goede gronden een mentorschap is ingesteld.
Tussen appellant en verweerders is in 2020 onenigheid ontstaan, hetgeen tot strijd en een verslechterde relatie tussen partijen heeft geleid. dat is ontstaan – kort gezegd – als gevolg van onenigheid over het opstellen en ten uitvoer leggen van de testamenten van de ouders van partijen.
De ouders van partijen worden met deze strijd belast en lijden daar onder.
Zij worden daardoor bemoeilijkt in het behartigen van hun niet-vermogensrechtelijke belangen.
Dit geldt ook voor de vader, die op zichzelf nog veel dingen zelf kan regelen.
De benoeming van een (onafhankelijke) mentor kan de onrust en de druk die de vader van partijen daarvan ondervindt, wegnemen.
De vader van partijen wenst bovendien zelf ook dat een onafhankelijke mentor zijn belangen behartigt.
Naar het oordeel van het hof is hiermee ook voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van een mentorschap in artikel 1:450 lid 1 BW.
Ten aanzien van de persoon van de bewindvoerder c.q. mentor overweegt het hof als volgt.
Op grond van artikel 1:435 lid 1 BW respectievelijk 1:452 lid 1 BW benoemt de rechter bij het instellen van het bewind c.q. mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder c.q. mentor.
Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW respectievelijk 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder c.q. de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, of over curatele of bewind, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.
Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.