De Rechtbank Noord-Holland heeft op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan over de berekening van de omvang en de waarde van een legaat en of de afwikkelingskosten daarvan kosten van de executele waren.
Deze zaak gaat over de afwikkeling van een legaat dat een (inmiddels overleden) man bij testament aan zijn echtgenote – de stiefmoeder van zijn kinderen – heeft toegekend.
De stiefmoeder en de kinderen verschillen van mening over de omvang van het legaat.
De rechtbank heeft in haar (tussen)vonnis van 28 juli 2021 beslist over de geschilpunten en over de standpunten over en weer met betrekking tot de verschillende vermogensbestanddelen van de nalatenschap.
De rechtbank kon toen echter nog geen definitieve berekening van de omvang van het legaat maken.
Partijen hebben de gelegenheid gekregen een nadere akte in te dienen, waarvan zij gebruik hebben gemaakt.
De rechtbank doet nu een einduitspraak.
Erfrecht. Afwikkeling afgifte van legaat aan echtgenote van erflater. Berekening van de omvang en waarde van het legaat. Rente. Kosten van executele. Heroverweging rechter?
De rechter overweegt als volgt.
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij in haar (tussen)vonnis van 28 juli 2021 heeft overwogen en beslist.
De rechtbank heeft in reconventie een einduitspraak gedaan, zodat dat geschil is beslecht.
In conventie heeft de rechtbank een aantal bindende eindbeslissingen genomen met betrekking tot verschillende vermogensbestanddelen van de nalatenschap.
Er bestond nog onduidelijkheid over de waardering van twee garageboxen
De rechtbank heeft partijen in haar tussenvonnis van 28 juli 2021 in de gelegenheid gesteld om bij akte een nadere toelichting te geven.
Partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Gedaagden heeft in zijn akte van 11 augustus 2021 de rechtbank tevens verzocht om terug te komen op haar beslissingen op het punt van de kosten van executele en de gevorderde rente.
De rechtbank zal dit verzoek om heroverweging allereerst bespreken.
In het tussenvonnis van 28 juli 2021 heeft de rechtbank overwogen dat de door gedaagden gestelde kosten van executele, niet in mindering strekken op het legaat, omdat deze kosten – kort gezegd – ten laste van de nalatenschap en niet mede ten laste van eiseres als legataris (behoren te) komen.
Ten aanzien van de rentevergoeding heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 28 juli 2021 in de rechtsoverwegingen overwogen dat deze (stilzwijgend) tussen partijen is overeengekomen en dat deze afspraak ook in lijn is met de wens van de erflater zoals deze uit zijn testament blijkt.
De rechtbank overweegt dat, wanneer in een tussenvonnis, zoals hier, op een of meer geschilpunten uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is beslist, de rechtbank hieraan in beginsel in het verdere verloop van het geding is gebonden.
Op bindende eindbeslissingen mag de rechter, op grond van de eisen van een goede procesorde, in beginsel in dezelfde instantie niet meer terugkomen.
Op dit beginsel is in een aantal gevallen uitzondering mogelijk bijvoorbeeld indien een dergelijke beslissing blijkt te berusten op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag.
Gedaagde betoogt dat van een dergelijke uitzondering in dit geval sprake is.
Gedaagde stelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de waarde van het legaat voor eiseres gekoppeld is aan de waarde van de omvang van de nalatenschap en dat daaruit volgt dat eiseres meebetaalt aan de kosten van executele.
Volgens gedaagden zijn de kosten van executele al voor het instellen van de vordering verrekend in het vaststellen van de omvang van de nalatenschap en waren partijen het hierover eens.
Eiseres betwist dat er grond is voor heroverweging.
Zij voert aan dat uit het testament, noch uit de wet volgt dat zij dient mee te dragen in de kosten van executele.
Dat zij als legataris de kosten van executele mede zou moeten dragen is ook onverenigbaar met het feit dat het legaat binnen zes maanden opeisbaar is, aldus eiseres.
De rechtbank overweegt dat de akte van gedaagden veelal stellingen bevat die neerkomen op een herhaling van de stellingen die hij al eerder heeft ingenomen en die zijn betrokken bij het tussenvonnis.
Gedaagde houdt vast aan zijn andersluidende visie over wie in dit geval de kosten van executele moet dragen.
Dat is zijn goed recht, maar dat betekent niet dat er voor de rechtbank aanleiding is om gebruik te maken van de bevoegdheid om terug te komen van haar in het tussenvonnis gegeven oordeel.
De rechtbank blijft van oordeel dat de kosten van executele niet mede ten laste van eiseres als legataris dienen te komen.
De beslissing over de kosten van executele berust dus niet op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag.
Ook hetgeen gedaagde in de akte heeft aangevoerd over de rentevergoeding maakt niet dat de rechtbank in zoverre op haar bindende eindbeslissing moet terugkomen.
Gedaagde herhaalt in de akte zijn stelling dat erflater heeft bepaald dat geen rente over het legaat is verschuldigd, dat eiseres nimmer aanspraak heeft gemaakt op rente en dat een afspraak tot betaling van rente nergens uit blijkt.
Dit zijn echter geen nieuwe feiten of omstandigheden die de rechtbank bij haar beoordeling in het tussenvonnis niet heeft kunnen meewegen.
De rechtbank blijft dan ook bij haar beslissing dat gedaagde gehouden was rente over het legaat te betalen, gelet op de feitelijke gang van zaken en de verklaring van gedaagde dat hij eiseres destijds een rentevergoeding gunde.
Dat de renteberekening van eiseres ‘lukraak’ door de rechtbank is overgenomen, zoals gedaagde stelt, komt door de onvoldoende gemotiveerde betwisting hiervan door gedaagde zelf.
Gedaagde kan haar stellingen over de vermeende onjuistheid van de renteberekening in dit stadium van de procedure niet meer aanvullen.
Gelet op het voorgaande handhaaft de rechtbank de aangevochten beslissingen.
De waardering van twee garageboxen
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 28 juli 2021 vastgesteld dat partijen verdeeld zijn over de waardering van twee garageboxen: eiseres gaat uit van een totale waarde van € 52.000,00 en gedaagden van een totale waarde van € 46.000,00.
Partijen zijn door de rechtbank in gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over dit geschilpunt, wat zij hebben gedaan.
De rechtbank maakt uit de over en weer ingebrachte aktes op dat partijen zich – zij het niet van harte – kunnen verenigen met het voornemen van de rechtbank, zoals vermeld in het tussenvonnis, om uit een oogpunt van doelmatigheid en ter vermijding van verdere (taxatie)kosten over te gaan tot middeling tussen de door partijen genoemde bedragen.
De rechtbank houdt daarom een bedrag van € 49.000,00 aan als waarde van de garages die in de nalatenschap betrokken moet worden.
De rechtbank merkt nog op dat eiseres hierdoor ‘niet beloond wordt voor het niet onderbouwd roepen van een andere waarde’, zoals gedaagde stelt.
Gedaagde heeft in de conclusie van antwoord in conventie volstaan met de vermelding van een waarde van de garages in een overzicht van activa en passiva en daarbij met een * verwezen naar een overgelegd taxatierapport.
Gedaagde heeft echter in de processtukken geen stellingen ingenomen over de waardering van de garages.
Dat deed hij pas ter zitting.
Onder deze omstandigheden kan eiseres – die bovendien in conventie zelf de waardering van de garages niet aan de orde had gesteld – niet worden tegengeworpen de juistheid van het taxatierapport niet eerder (onderbouwd) te hebben betwist.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over het berekenen van de legitieme, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.
Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website. Klik dan hier.
Wilt u meer weten over ons advocatenkantoor? Klik dan hier.