De Rechtbank Amsterdam heeft op 28 augustus 2019 uitspraak gedaan over de vraag of een vordering tot verdeling ontvankelijk was gezien het feit dat over hetzelfde onderwerp al een procedure was gestart in Groot-Brittannië.
Internationale rechtsmacht
Alvorens de rechtbank tot een inhoudelijke beoordeling van de verzoeken komt, dient eerst een beslissing te worden genomen op de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van de onderhavige verzoeken.
De rechter dient de rechtsmacht te bepalen aan de hand van de Verordening nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 (hierna Brussel II bis).
Op grond van artikel 3 Brussel II bis heeft de Nederlandse rechter onder meer rechtsmacht indien de verweerder zijn gewone verblijfplaats heeft in Nederland.
Vast staat dat de vrouw ten tijde van de indiening van het verzoek van de man haar gewone verblijfplaats had in Nederland.
De Nederlandse rechter, en meer de rechter te Amsterdam, is daarom in beginsel bevoegd van het verzoek kennis te nemen.
De vrouw heeft gesteld dat zij op 10 oktober 2018 een procedure in Groot-Brittannië aanhangig heeft gemaakt.
De advocaat van de vrouw heeft daarom verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek.
De vrouw heeft aangevoerd er belang bij te hebben dat de scheiding wordt geregeld in Groot-Brittannië, onder meer omdat zij Engels recht toegepast wenst te zien op de verdeling.
De advocaat van de man heeft daarentegen gesteld dat hij wenst dat de zaak in Amsterdam wordt behandeld en dat Nederlands recht wordt toegepast op de verdeling.
De advocaat van de man heeft verder gesteld dat de zaak volgens hem ook niet aanhangig is gemaakt in Liverpool en dat de vrouw enkel de procedure wil vertragen.
Daarnaast heeft de zaak veel meer aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer dan de Britse.
Er zijn geen noemenswaardige vermogensbestanddelen in Groot-Brittannië, de Nederlandse rechter is bevoegd ten aanzien van beslissingen die de minderjarige dochter betreffen evenzo ten aanzien van de kinder- en partneralimentatie.
Ook is een procedure bij de Britse rechter veel kostbaarder voor partijen en duurt die langer.
Onduidelijk is nog welke gevolgen de Brexit zal hebben met betrekking tot de uitvoerbaarheid van een uitspraak van de Britse rechter in de rest van de Europese Unie.
Verder zal een Engelse rechter Engels recht toepassen en de man wil dat Nederlands recht wordt toegepast.
Een procedure is in Groot-Brittannië aanhangig gemaakt. Gelijktijdig is een rechtszaak in Nederland over een verdeling aanhangig gemaakt. Ontvankelijkheid? Litispendentie. Brexit.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 19, lid 1, Brussel II bis bepaalt dat wanneer bij gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen een procedure tot echtscheiding aanhangig is, het gerecht waar de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak ambtshalve aanhoudt, totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
Uit de overgelegde stukken is de rechter gebleken dat de vrouw op 10 oktober 2018 een “application for a divorce dissolution or (judicial) separation” heeft ingediend bij “the Family Court” te Liverpool.
Nu het verzoek van de man pas op 26 april 2019 bij deze rechtbank is ingediend, staat vast dat de procedure bij de Britse rechter eerder is aangevangen dan onderhavige procedure.
Dit leidt ertoe dat de rechter de behandeling van het verzoek van de man aan moet houden, totdat de Britse rechter heeft beslist dat hij al dan niet bevoegd is.
Het betreft geen discretionaire bevoegdheid en staat ook los van de omstandigheid dat de Britse rechter mogelijk een andere recht op bijvoorbeeld de verdeling toepast dan de Nederlandse rechter.
Indien de Britse rechter zich bevoegd zal achten, zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren en de man verwijzen naar de Britse rechter overeenkomstig lid 3 van artikel 19 Brussel II bis.
Gelet op het bovenstaande zal de rechter de behandeling van de verzoeken aanhouden tot de hierna vermelde pro forma datum.
Partijen dienen de rechter uiterlijk tien dagen voor de pro forma datum te informeren over de stand van zaken betreffende de Britse procedure.
De rechter overweegt daarbij dat mocht de Britse rechter zich onbevoegd verklaren en deze rechtbank als gevolg daarvan bevoegd zijn van het verzoek tot echtscheiding kennis te nemen, de vrouw nog een termijn zal worden gegund voor het voeren van een inhoudelijk verweer tegen de verzoeken van de man.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag aan onze advocaat internationaal recht over het internationale privaatrecht, over het internationale contractenrecht, over het internationaal erfrecht of over rechtsmacht en het toepasselijke recht in het internationale privaatrecht, belt u dan gerust onze advocaat internationaal recht op 020-3980150.
Wilt u meer weten over het ons advocatenkantoor, bezoek dan onze website. Klik dan hier.