Van onze advocaat bedrijfsovername. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 18 april 2017 uitspraak gedaan over dwaling bij een aandelenovereenkomst.

Werknemer (M) koopt via zijn daarvoor opgerichte besloten vennootschap (BV) aandelen in het bedrijf van zijn werkgever (L). De verwachtingen worden niet verwezenlijkt. Koper doet een beroep op dwaling.

M heeft primair een beroep gedaan op vernietiging van de overeenkomst op grond van bedrog. De advocaat van M heeft hieraan de volgende feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd. Gedaagden hebben nagelaten om M mededeling te doen van de penibele financiële situatie waarin de onderneming verkeerde, namelijk dat zij op omvallen stond en dringend een financiële injectie nodig had. De aannames in de “Begroting 2011 tot en met 2013” waren niet realistisch en ondeugdelijk. Gedaagden wisten dat M de financiële stukken niet kon duiden en gedaagden hebben M, gesteund door onjuiste informatie in de onjuiste veronderstelling gebracht en gelaten dat € 110.000,- voor 50% van de aandelen een reële koopprijs was.

Gedaagden hebben weersproken dat zij onjuiste mededelingen hebben gedaan met betrekking tot de financiële stand van zaken. De verslechtering van de financiële situatie van de onderneming heeft plaatsgevonden na 2010 en daarmee na de aandelentransactie, maar desalniettemin is Lampe Therapie tot op heden levensvatbaar gebleken. Zij hebben voorts aangevoerd dat M de beschikking had over de financiële stukken en aanwezig is geweest bij de gesprekken met de bank. Voor zover M die stukken zelf niet kon duiden had zij vragen moeten stellen en een adviseur dienen in te schakelen. De begroting was niet ondeugdelijk, maar is door verschillende oorzaken niet gerealiseerd. Dat behoort tot het risico van ondernemen.

Het hof overweegt als volgt.

Dwaling bij aandelenoverdracht

M heeft voorts een beroep gedaan op dwaling. Dit beroep valt uiteen in het geven van onjuiste inlichtingen, en het achterwege laten van inlichtingen. Op grond van vaste rechtspraak mag men in de regel afgaan op de juistheid van door de wederpartij gedane mededelingen. Als er sprake is van een mededelingsplicht die niet is nagekomen is een beroep op dwaling in beginsel mogelijk. Heeft de dwalende zijn onderzoekplicht uit hoofde van artikel 6:228 lid 2 BW geschonden dan blijft de dwaling in beginsel voor zijn rekening. Bij de beoordeling zijn van belang de wederzijdse verantwoordelijkheden van beide partijen in het licht van hun gerechtvaardigde belangen. Beslissend zijn de verkeersopvattingen, de aard van de rechtsverhouding, de aard van de betrokken informatie en de aard van de betrokken belangen.

Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen zijn er geen onjuiste inlichtingen verstrekt aan M, zodat het beroep op het geven van onjuiste inlichtingen niet slaagt. Dit geldt evenzeer voor hetgeen M heeft gesteld ten aanzien van het achterwege laten van mededeling omtrent de slechte financiële toestand van de onderneming.

In artikel 6:228 lid 1 BW is bepaald dat een overeenkomst kan worden vernietigd als deze onder invloed van dwaling tot stand is gekomen. Ingevolge artikel 6:228 lid 2 BW kan de vernietiging niet worden gegrond op een dwaling die uitsluitend een toekomstige omstandigheid betreft. Dit betekent dat de enkele misrekening in toekomstige omstandigheden geen dwaling kan opleveren. Wel kan ruimte zijn voor een beroep op dwaling als het gaat om verwachtingen die zijn gebaseerd op een onjuiste voorstelling over bij het sluiten van de overeenkomst aanwezige omstandigheden (HR 21 januari 1966:HR:1966:AC4621 en HR 16 mei 2008 HR:2008:BC5721).

Voor zover M heeft gesteld dat zij heeft gedwaald over de ontwikkeling van de omzet in de jaren 2011 t/m 2013, was er zoals hiervoor is overwogen sprake van een ambitieuze begroting, die weliswaar niet is gerealiseerd, maar echter niet ondeugdelijk was. Het feit dat M zich hierop heeft gebaseerd, zonder nader advies te vragen moet voor rekening van M blijven.

Verder klaagt M dat de verkopers ten onrechte hun mededelingsplicht hebben verzaakt door niet aan M te melden dat de werkelijke waarde van de aandelen vrijwel nihil was.

Waarde en prijsbepaling van aandelen

Het begrip werkelijke waarde is in zoverre lastig dat er geen objectieve waarde bestaat voor de aandelen van een onderneming. Er bestaan wel waarderingsmethoden die een bepaalde waarderingsmaatstaf geven. Een koper pleegt een te kopen onderneming te waarderen om zo een onderhandelingsruimte af te bakenen.

De koopprijs komt gewoonlijk tot stand in onderhandeling tussen koper en verkoper. Naar Nederlands recht geldt op basis van het beginsel van de contractsvrijheid in beginsel geen iustum pretium (rechtvaardige prijs) (HR 11 januari 1957, NJ 1959,37). Partijen zijn in beginsel vrij om zelf een prijs over een te komen. Onder omstandigheden kan er aanleiding zijn tot een correctie op grond van wilsgebreken. Gedaagden hebben onweersproken gesteld dat de koopsom niet was gebaseerd op intrinsieke waarde, maar op goodwill, zijnde het bedrag dat een koper om hem moverende redenen wil betalen boven de intrinsieke waarde van de onderneming. Voor zover in grief II een beroep op bedrog of dwaling dient te worden gelezen, stuit dat beroep af op hetgeen het hof hiervoor daarover heeft overwogen.

Heeft u vragen over een bedrijfsovername, een aandelenoverdracht of over dwaling bij contracten in het ondernemingsrecht, belt u dan gerust onze advocaat bedrijfsovername op 020-3980150.