Van onze advocaat erfrecht. Op 28 februari 2017 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een uitspraak gedaan over de uitleg van een testament en de bedoeling van de erflater in dat testament.
Op grond van artikel 4:46 lid 1 BW dient bij de uitlegging van een uiterste wilsbeschikking te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen, en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt.
Naar het oordeel van het hof duidde het gebruik van de opsommingstekens in het testament op het bestaan van twee legaten die naast elkaar en ook los van elkaar bestaan. Met het doel te voldoen aan de op hem rustende verplichting de erfgename voldoende verzorgd achter te laten, heeft de erflater haar een aanspraak gegeven op een periodieke uitkering van € 455,- als bijdrage in haar kosten van levensonderhoud en een recht van vruchtgebruik op de woning en het appartement.
Anders dan de advocaat had betoogd, geeft het feit dat in het testament is bepaald dat erfgename als vruchtgebruikster verplicht is de woningen en de inboedel te verzekeren en alle lasten en belastingen met betrekking tot de woningen te betalen, onvoldoende steun aan de lezing van de advocaat. Tegen de uitleg van de advocaat pleitte verder dat voor beide legaten de dag van overlijden van de erflater als ingangsdatum was bepaald. De tekst van het testament bood geen ruimte voor de veronderstelling dat een later tijdstip (het tijdstip van vestiging van het legaat) voor de aanvang van het recht op een periodieke uitkering relevant zou zijn. Dat laatste is ook bovendien niet in overeenstemming te brengen met het al genoemde doel van de legaten: het verzorgd achterlaten van de erfgenaam na het overlijden van de erflater.
Het recht op een periodieke uitkering duurt tot het einde van het hierna te noemen recht van vruchtgebruik. Met die bewoordingen was naar het oordeel van het hof beoogd voor het recht op vruchtgebruik en het recht op de periodieke uitkering dezelfde beëindigingsgronden in het testament op te nemen. Het vruchtgebruik zou eindigen in de gevallen beschreven in het testament, te weten bij overlijden, bij faillissement, bij verhuizing naar een bejaardenhuis of verzorgingstehuis en in geval van een nieuwe relatie. Naar het oordeel van het hof zat bij de erflater dan ook het kennelijke doel voor ogen om na zijn overlijden te blijven zorgen voor levensonderhoud voor erfgename tot haar overlijden, tenzij zich één van de andere drie gevallen zou voordoen.
Nu geen van de in het testament genoemde omstandigheden zich tot dusver heeft voorgedaan, heeft erfgename nog steeds aanspraak op de uitkering van € 455,- per maand.
Heeft U vragen over de uitleg van een testament, over legaten of over het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot in het erfrecht, bel dan onze advocaat erfrecht op 020-3980150.